Achterenkweg 1, Hanendorperweg 65

Achterenkweg 1, Hanendorperweg 65

Het Hanendorp en de Hanendorperweg (Emst) (2)
Een wandeling langs oude en nieuwe panden

Auteur:
Evert de Jonge

Publicatie:
Geplaatst in Ampt Epe 191, februari 2013

Inhoudsopgave:

    Inleiding

    Op deze wandeling neem ik u mee naar de hoek van de Hanendorperweg en de Achterenkweg. De eerstgenoemde weg maakt hier, vanuit het dorp gezien, een haakse hoek, maar vroeger ging de weg hier rechtdoor over het erf naar de boerderijen die ik ‘Koetsier’ en ‘Scholten’ noem, maar eerst iets over het huis ‘Stegeman’ (Ach­ter­enk­weg 1).

    NB: We komen (weer) personen tegen die Vosselman heetten, maar evengoed Vorselman of Vorstelman in een andere akte!

    Boerderij 'Stegeman'
    Boerderij 'Stegeman' op de splitsing Hanendorperweg/Achterenkweg.

    ‘Stegeman’

    Bij de aanvang van het kadaster (1832) bestond het huis al. De eigenaar was toen Johannes (Jannes) Stegeman. De geschiedenis van de boerderij start echter bij het echtpaar Gerrit Jan Hekhuis en Aaltje Abbing die in 1760 aan Jannis Hendriks (Loe­de­man) en diens vrouw Aaltien Helmigs een vijfde deel van een huis, hof en schot aan de Achterenk verkochten. Kopers bezaten toen al – met Wych­man Hendriks, hun respectieve broer en zwager – de overige delen. Deze Wychman had zijn deel – ook in 1760 – verworven van het echt­paar Jan Eijmberts en Merri Jans.

    De broers Jannis (met zijn vrouw) en Wychman bezaten met hun aankoop nog maar een deel van de boerderij, want aan de oostzijde kocht – eveneens in 1760 – het echtpaar Jacob Derx en Annigje Hendriks een ‘kamer’ van het huis. Ooit zal het in zijn geheel bezit zijn geweest van Eijmbert Jans, die in 1749 als ‘wonende op de Achter­­enk’ werd ge­noemd. Hij trouw­de waarschijnlijk in 1709 te Epe, met Lubbertjen Jans.

    Diverse toponiemen


    De toponiem Westerloo werd gebruikt voor een gebied op de Emsterenk, globaal gelegen tussen de Achterenkweg, Stroeteweg, Stationsweg en het eerste deel van de Hanendorperweg. Het gebied overlapte deels de Achterenk. Volgens Otten betrof het slechts de naam van enkele percelen, gelegen aan de huidige Hoofdweg. Hier moet ook de Grote Kamp hebben gelegen. Overigens lag er ook een Grote Kamp in Oene en Wissel. Oostwaarts van Westerloo lag De Heegde, een gebied dat ik voorlopig traceer noordwaarts van de Smallertsweg, zuidwaarts van de Stationsweg en aansluitend aan het huidige Kievitsveld. De toponiem werd gebruikt tot in de 18e eeuw.

    Tot slot heette het gebied ten zuiden van de Smallertsweg ook Achterdorp; deze toponiem werd in de topografische kaart van de late 20e eeuw ten noorden van de Smallert ingetekend. Kortom: meerdere toponiemen in een betrekkelijk klein gebied, zodat het niet vreemd is dat het bij het maken van akten regelmatig verkeerd ging (of gaat).
    Bron: (o.a.) D. Otten, ‘Veldnamen en boerderijnamen in de gemeente Epe’ (Kampen 2002).

    Dichtbij verwierf het echtpaar Loedeman ook nog land uit de boedel van Jurriën Bloemkolck, namelijk de Bloem­kolcks­akker die gesitueerd werd in de minibuurtschap Wes­terloo. Via hun doch­ter Anne Margrieta Jannes (Loe­­de­man) kwam de boerderij in de boedel met haar man, Hendrik Lammerts (Ste­ge­­man), afkomstig uit Almen, met wie ze in 1775 was getrouwd. In 1802 breidde het echtpaar zijn bezit nog uit met drie schepel land op de Emsterenk, De Wiege­­voet genaamd. In het zgn. Maatboek van 1809 staat Stegeman genoteerd als bezitter van zowel de Bloemkolcks­akker als De Vijf Ge­spint. Zijn zoon (de al genoemde Jannes) was toen eigenaar van Het Dwarsland. We zijn nu terug bij de bezitter van de boerderij in 1832; hij trouwde tweemaal. Nog voor zijn overlijden in 1855 verkocht Jannes Stegeman de boerderij aan Gerrit Vo(r)sselman Gijsbertsz., die we al tegenkwamen als eigenaar van het ‘Huis van Es­sen’. Nadien werden achtereenvolgens Gijsbert, Evert en Evert Jan Vosselman bezitter. De laatste deelde het – als minderjarige – met Jannes Stegeman Dzn. In 1906 werd de huidige boerderij gezet, terwijl er in 1957 een bakhuis bijkwam.

    Een boedel in 1818


    Jannes Stegeman was getrouwd met Petertje Willems van Gortel. Zij overleed 4 januari 1818. Een maand later maakte Jannes, samen met de voogden van zijn kinderen, een boedelinventaris op. Wat was er zoal in huis? Een greep uit wat er werd genoteerd:

    In de kamer stond een spinde*, er was al een wekker, terwijl aan de wand een bordenrek hing (met zeven borden en een schotel). Verder stond er een klerenkist, vond men enige ‘rommelarij’, maar ook twee koperen koffieketels, een koffieketel, een koffiemolen, een vuurschep met tangen, een tinnen theepot en een tafel met vijf stoelen. In de slaapkamers werd genoteerd dat er vijf bedden, dekens en gordijnen waren. In de keuken werd een partij vlees en hammen, maar ook worst aangetroffen. Op de deel: bonen, een karn, een melkton, twee troggen, een schup, een spaan, tonnetjes, een spinnewiel en een kar met wagen, maar ook een ijzeren pot, mengvaatjes en een tafeltje. Het vee in de stal: een vaars, vier jaar oud (waarde 68 gld.), een zwartgekolde* koe, zes jaar oud (70 gld.), een zwartbonte koe, vijf jaar oud (64 gld.), een grijsbonte vaars, vier jaar oud (65 gld.) en een zwartbonte koe, drie jaar oud (15 gld.). Verder waren er nog vijf hennen. In de schuren trof men de typische boeren-handgereedschappen aan, zoals een ploeg, kruiwagen, grepen, gavel*, bijl, schoppen, snijtrog* en een zeis. Opvallend: er was nog een snaphaan (geweer). Natuurlijk was er zaaigoed: een zak zaad, een half mud boekweit, een partij rogge, maar ook enig stro, wat haver, roggestro. Buiten trof met nog gewassen aan: 30 schepel aardappels, kool in de hof en ¾ schepel winterrogge, naast een partij vlas. Tot slot noteerde men een mandje kindergoed en een kar. De totale waarde van het alles was fl. 627,70. Aan contanten was er 62½ cent in huis.

    De volgende stap was het noteren van de kleren van de overledene (die ik volledig noteerde): drie vrouwenhemden, een hoed, een bont jakje, een kripen* rijgslijfje, oud jakje, een zelfgebreide gestreepte rok, een wit/zwart gestreepte grijnen* rok, een zwartzijden rok, een rode baaijen rok, twee gestreepte zelfgebreide rokken, een sergie* rok, een regenkleed, twee blauwwollen schoteldoeken, twee blauwe vlassen doeken, nog een zwarte doek, een borstrok (zelfgebreid), een zwarte kap, twee boordmouwen, een rode en witte doek, veertien (!) mutsen, een paar schoenen, een zilveren tas met beugel en stalen ketting, nog een paar schoenen, gespen, zowel groot als klein, en tot slot een zilveren haak en bog*. Natuurlijk waren er ook schulden, onder andere tienden die betaald moesten worden, de naaister had geld te goed, terwijl de doodskist à fl. 7 nog moest worden betaald, maar ook de winkelierster in Epe vorderde fl. 34,82. Haar collega in Vaassen had slechts fl. 0,70 te goed, zodat we mogen veronderstellen dat de familie liever in het noordelijk gelegen dorp winkelde. De spekslager had een varken geleverd voor fl. 3,00, terwijl er aan de onderwijzer voor schoolgeld en boeken fl. 1,00 openstond. De ‘lokale slijterij’ had voor fl. 3,20 aan jenever geleverd, terwijl bierbrouwer Aart Brouwer (van Het Anker in Epe) fl. 6,00 te goed had. Tot slot had aanzegger Albert Mulder zijn werk gedaan voor fl. 1,25. De totale som was fl. 624,75. Na de inventarisatie werd de waarde van de boedel verrekend met de schulden – de lijfskleren rekende men niet mee – zodat er een batig saldo was van … fl. 3,57½ , zodat ieder kind 59 cent van pa tegemoet kon zien!

    Opvallend is dat er bijvoorbeeld geen boeken, gezangenboek of bijbel in huis waren. Ook dat de overledene – voor die tijd – tamelijk veel kleren had. een mening die gebaseerd is op andere boedelinventarissen. Tot slot: Jannes verkocht de inboedel een week later. De opbrengst was hoger dan getaxeerd, namelijk fl. 727,60. Een meevaller voor de kinderen!

    Bron: Streekarchief, Notariële archieven, invnr. 715, akten 175 en 176. * Zie verklarende woordenlijst aan eind van het artikel.

    ‘Koetsier’

    We wandelen nu door over de niet meer bestaande weg naar Hanendorperweg nr. 65 om daar een bekende tegen te komen. In 1832 was Maria Gerrits Vorstelman, wedu­we van Willem Peters Vorstelman, van ‘Huis van Essen’ ook eigenaresse van deze boerderij. De boerderij werd waarschijnlijk gebouwd door Joost Herkert, papiermaker, en zijn vrouw Jannetje Rouwenhorst, die in 1799 een mud land, genaamd De Grote Kamp aan de Emsterenk, kochten. Dit perceel lag, zo blijkt uit andere akten, echter op/aan de Achterenk. In 1817 verkochten hun kinderen een huis, behalve de kamer, ‘aan den Agterenk, waar oostwaarts woonde Jannes Stegeman, idem zuidwaarts Wichem Martens, en west- en noordwaarts een gemene weg lag’. Bij de verkoop hoorde nog een mud zaailand, bij het huis gelegen, alsmede twee percelen elders. De koopsom bedroeg fl. 715,—.

    De geschiedenis herhaalt zich, want via Maria (en haar dochter Hermina) vererfde de boerderij op haar halfbroer Gerrit Vorstelman Gijsbertsz.

    Na 1874 verkochten zijn kinderen het huis aan Hermanus Vosselman, landbouwer. De familie Vosselman liet in 1904 de zaak verbouwen; er kwam een bakhuis bij, waarna het in bezit kwam van Jacob Jan Vorsselman (geb. 1878) en diens vrouw Hermina Gerritsen (geb. 1900). Na het overlijden van Jacob Jan bleef zij met haar negen kinderen op de boerderij wonen. In 1934 voltrok zich daar een tragedie (zie kader). Hermina herpakte zich en zou op 22 februari 1936 hertrouwen met Reijer Koetsier Gzn. (geb. 1896). Het echtpaar liet op de plaats van het afgebrande huis een nieuwe boerderij zetten, waar nog twee kinderen werden geboren. Omstreeks 1962 kwam de boerderij in bezit van een zoon uit hun huwelijk: Steven Gerrit Koetsier. Hij werd, evenals zijn ouders, landbouwer. Twee jaar later overleed moeder Hermina. Reijer zou haar twee decennia overleven.  (Wordt vervolgd)

    De ruïnes van de boerderij.
    De ruïnes van de boerderij. Foto: ‘Algemeen Handelsblad’, 3 september 1934

    Drie kinderen te Emst verbrand


    ‘Zondagmorgen in de vroegte is te Emst een grote boerderij van de weduwe Vosselman door brand verwoest, waarbij drie kinderen om het leven zijn gekomen’ waren de koppen in de landelijke dagbladen op maandag 3 september 1934. De tragedie werd breed uitgemeten op de voorpagina’s, al dan niet met een foto van de nog nasmeulende boerderij. Zelfs in Nederlands-Indië haalde het nieuws de krant. Volgens de dagbladen had de uitgerukte brandweer van zowel Epe als Vaassen wel voorkomen dat een deel van de oogst verloren ging, maar men kwam te laat om de drie kleinsten (6, 5 en 4 jaar) te redden. Ook twee pinken in de stal verbrandden. Volgens de krant werd het gezin Vosselman daarna opgevangen door de familie (Jan) Telgen. Wat was er gebeurd? In eerste instantie werd meegedeeld dat moeder Vosselman al vroeg, met twee van de kinderen, het huis had verlaten om het vee te melken. De jongere kinderen, twee jongens en vijf meisjes, bleven achter, waarvan er een vermoedelijk koffie op het petroleumstel wilde zetten. Dat ging mis, met als gevolg brand. De twee oudste meisjes (8 en 7 jaar) konden bijtijds het huis verlaten. Een van de twee ging de buren waarschuwen, waarna de buurman nog trachtte het brandende huis binnen te dringen. Hij moest zijn heldhaftige poging echter staken wegens de intensiteit van het vuur. Twee dagen later bleek de toedracht – na ondervraging van de kinderen – iets anders te zijn. De oudste dochter, Jacoba (geb. 1924), werd gewaar dat er wat aan de hand was. Ze trof een brandend vloerkleedje aan. De brand was ontstaan omdat een van haar zusjes een lucifer had ontstoken om iets te zoeken in de schemering van de vroege septemberochtend. Per ongeluk vatte een matras vlam en daarna het vloerkleedje. Jacoba bedacht zich niet en rende naar buiten om een emmer te zoeken, vond die echter niet en ging vervolgens weer snel naar binnen. Daar wist ze zowel twee jongere zusjes en een broer te waarschuwen het pand te verlaten. Het viertal was zich onvoldoende bewust dat de drie jongsten niet meekwamen. De gealarmeerde buurman trachtte nog via een raam naar binnen te komen, maar de vuurzee was te heftig.

    Op 3 september zouden Jan Telgen en Eibert Christiaan Gerritsen, vermoedelijk een broer van Hermina, aangifte doen van het overlijden van de meisjes. Twee dagen later volgde de begrafenis, vanuit het huis van de familie Telgen, te Emst. De meisjes werden bijgezet vlak bij het graf van hun vader. Voorop in de droeve stoet liep moeder Hermina en haar zes overgebleven kinderen. De feiten verhalen niets van de emoties die dit teweeg heeft gebracht. Alleen dat moeder het te kwaad kreeg op het kerkhof, werd de lezers meegedeeld.

    Bron: diverse kranten via ‘Historische kranten’ op de website Koninklijke Bibliotheek.

    *Verklarende woordenlijst

    Bog: beugel. Gavel: gaffel = tweetandige vork voor het opsteken van hooi, graanschoven, mest (= hooivork). Grijnen: greinen = soort bewerkte stof. Kripen: dunne, doorschijnende stof, meestal gebruikt voor rouwkleding. Sergie: serge (ruwe stof). Snijtrog: bak waarin het stro tot haksel wordt gesneden. Spinde: provisiekast. Zwartgekolde koe: koe met een zwarte bles.
    Geen reactie's

    Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.