12 okt De Emster Brouwerij
Oude woonplekken in Emst (V)
De Emster brouwerij (aan de Stationsweg)
Auteur:
Evert de Jonge
Publicatie:
Verschenen in Ampt Epe 207, april 2016
Inhoudsopgave:
Inleiding
In de vorige aflevering werd een nog bestaande woonplek behandeld: Het Witteveen. Ik neem u nu mee naar een verdwenen woonplek, namelijk die van de Emster brouwerij. In de hoogtijdagen van het Veluwse brouwerswezen stonden ook in buurtschappen wel brouwerijen, zoals in Stroe en Harskamp. Daarnaast waren er echte brouwersdorpen, zoals Barneveld; rond het jaar 1700 telde dat dorp tien brouwerijen. Ook in Heerde en Oldebroek was er een handvol.
Epe was ook een brouwersdorp. De combinatie van de teelt van hop op vooral de Emsterenk maakte het aantrekkelijk hier een brouwerij te starten. Een van de Eper brouwerijen stond dus in de toenmalige buurtschap Emst. Deze brouwerij zal circa 1650 zijn gesticht en vóór 1750 weer zijn verdwenen.
Brouwer is brouwer
De oudste vermelding dateert uit 1664. In dat jaar was er sprake van een Gerrit Jans, brouwer aan de Emsterenk, die met zijn vrouw Cornelisken Dries een pandschap in een huis in Westendorp verwierf. Zij zullen de ouders zijn geweest van Jan Gerrits Brouwer, die in 1668 trouwde en eveneens brouwer aan de ‘Emsterenck’ werd genoemd. Zijn beroep werd tevens zijn vaste achternaam: brouwer werd Brouwer. In 1674 klaagde Jan in het gericht Aernt Egberts Timmerman aan, omdat deze had aangenomen ‘het brouwhuis’ te (ver)timmeren, maar niet had uitgevoerd wat afgesproken was. Jan was vooral over de zolder niet te spreken. Deze voldeed niet, zodat er volgens onze brouwer een schadepost was van veertig gulden. Mogelijk was er te weinig circulatie en bedierf de opgeslagen gerst of hop.
De brouwerij in zwaar weer
In de periode rond 1700 zou het aantal brouwerijen op de Veluwe tot circa 150 ondernemingen stijgen. Het waren de hoogtijdagen van het Veluwse brouwerswezen. Dat was echter geen garantie dat elke brouwerij goed liep. En dat was nu net het geval met de Emster brouwerij. In zowel 1690 als 1692 verkocht het echtpaar Brouwer hun (aan)deel in onroerend goed elders in Emst. Blijkbaar was dat nodig omdat de zaken niet voorspoedig liepen. Ook in 1696 werd er geld opgenomen, met huis, hof en brouwerij met ‘aankleven van dien’ als onderpand. Het was niet genoeg, want in 1701 werd er alweer geld geleend. Uiteindelijk kwam de brouwerij in 1710 in zwaar weer terecht en dreigde beslaglegging. De verkoop van meerdere percelen land in Emst bood onvoldoende soelaas: in een akte uit 1711 staat dat voor 950 gulden het huis, de hof en brouwerij werden verkocht aan hun 35-jarige zoon Lambert Jansen Brouwer en diens vrouw Jannetien Egberts. Lang bleef dit echtpaar niet brouwen, want twee jaar later wisselde de onderneming alweer van eigenaar. (Omschrijving ligging: oost- en zuidwaarts Lambert Egberts, westwaarts Jan Willems van Ommen en noordwaarts de gemene (= gemeenschappelijke) straat (de huidige Stationsweg).) In 1713 volgde de verkoop van het brouwhuis en een stukje hof aan het echtpaar Peter Jansen Brouwer en Egbertien Lamberts Vorstelman. Mogelijk was Peter een broer van Lambert.
Het nieuwe brouwersechtpaar had niet het alleenrecht, want de akte meldde dat het echtpaar Jurrien Hendriks en Geertje Claes Pannekoeck een aandeel in de onderneming had. Peter Jansen Brouwer en zijn vrouw zouden slechts twee jaar bezitters zijn van de Emster brouwerij. In 1715 volgde de verkoop van het brouwhuis, en het schot (schuur) en hof erbij gelegen, in de Emsterenk (O+Z: de weduwe en kinderen van Jurrien Hendriks, W: zalige Hendrik Jans erfgenamen, N: de gemene straat) aan het echtpaar Aert Gerrits Brouwer en Jantien Lamberts, voor slechts 250 gulden. Het lage bedrag kan wijzen op achterstallig onderhoud, maar het kan zijn dat Aert, broer van Jan Gerrits Brouwer, en zijn vrouw al een deel in bezit hadden, want al eerder (1711) kochten zij delen van Jans bezit.
Het einde van de brouwerij
Aert en zijn vrouw waren ‘ras’brouwers; vanaf 1715 zouden zij enkele decennia exploitant van de onderneming blijven. Zij waren echter wel de laatste brouwers, want in 1749 werd hun zoon Wijchman in de lijst van heerdsteden (= onroerendgoedbelasting) genoemd als daghuurder. Uit een verkoopakte van 11 maart 1754 blijkt dat dit de (voormalige) brouwerij was. Toen verkochten de (klein)kinderen van Aert en Jantien – Dries Aartsen Brouwer en Janneken Jacobs (Scholten); Griete Aerts Brouwer, weduwe van Willem Willems; Jan Teunis, weduwnaar van Cornelisje Aarts Brouwer, nu getrouwd met Hendrikje Arentsen; Luckas Aalbersten en vrouw Gerretien Gerrits, dochter van wijlen Gerrit Aarts Brouwer; Wijchman Aertsen Brouwer en vrouw Janneken Aalberts; Aert en Aaltje Lubberts, kinderen van wijlen Lubberts Teunis en Lambertha Aarts Brouwer – voor 116 gulden de helft van hun huis genaamd Het Brouwhuis, met de helft van de hof en de schuur, gelegen aan de ‘Emsterenck’, aan het echtpaar Gerrit Lubberts Visserink en Aaltjen Abbink. Van belang is de ligging: O+Z+N: de gemene straat – dit was een ruime begrenzing zoals nog zal blijken – en W: Wijchman Aerts Brouwer.
Deze Wijchman Aerts Brouwer bleef niet alleen in bezit van land ten westen van wat nu Het Brouwhuis heette, maar ook van de (zuidelijke) helft van het huis. Uit deze akte mogen we de conclusie trekken dat de brouwerijactiviteiten gestaakt waren en dat het brouwerijgedeelte van het huis omgebouwd werd tot een woonhuis. Zodoende werd het complex een dubbel bewoonbaar huis. Mogelijk was dat al in 1749 van toepassing, want er werd toen een kleermaker genoemd als wonende onmiddellijk bij of naast Wijchman.
Dat de brouwerij midden achttiende eeuw gesloten werd, sloot aan bij de algemene trend. Door de stijgende consumptie van koffie en thee nam de vraag naar bier sterk af, zodat het aantal brouwerijen op vooral het Veluwse platteland drastisch daalde. Wie dan ook de boedelinventarissen van na 1750 bekijkt, zal in vrijwel elk huisgezin een koffie- of theepot aantreffen en nog nauwelijks een vaatje bier.
Twee jaar later, in 1756, werd er alweer verkocht. Aaltjen Abbink, weduwe geworden, droeg de helft van Het Brouwhuis over aan Aart Hendrix Vis en Geertje Cornelis (O: de erfgenamen van Aart Gerrits Brouwer (= Wijchman Aarts Brouwer), Z: Hendrik Herms (Vlim), W: Jacob Jochums, N: de gemene straat).
In 1790 verkocht het echtpaar Vis aan hun zoon Cornelis Aarts Vis en diens vrouw Grietje Hendriks van den Burg voor 100 gulden een huis en schuur (aan de Emsterenk) en een hoppenhof (aan de Loobrink), inclusief een achtste deel van een morgen hooiland. Was dit het noordelijke deel van Het Brouwhuis?
Later werd dit huis genummerd als huis en hof, nummer 280, zo bleek uit de Memorie van Successie, opgemaakt na het overlijden van zoon Cornelis in 1821. Als naaste buren werden Gerrit Hendriks Vorselman en Lambert van Essen genoemd. Het huis vererfde op zijn dochter Geertje, geboren in 1781, die in 1807 getrouwd was met de in Welsum geboren Derk Gerrits Visch.
Waar stond de brouwerij?
Het spoor van Het Brouwhuis houdt op bij het echtpaar Derk Gerrits en Geertje Visch. Ook de kinderen van de bezitter van de andere helft (Wijchman Aarts Brouwer) woonden later niet meer aan de Emsterenk. Was het huis te bouwvallig geworden om te bewonen?
In 1832 meldde het kadaster dat Derk Gerrits Visch eigenaar was van een (klein) huisje, dat ongeveer stond aan de Stationsweg 18, maar de ondergrond van deze woning was eigendom van de Marke van Emst en kan niet de plek van de brouwerij zijn geweest.
De brouwerij lag dus aan de Emsterenk. In de periode voor 1850 werd met die enk het gebied tussen (huidige) Stationsweg en Laarstraat en Hogeweg en de voormalige spoorlijn bedoeld, dus het zuidelijke deel was de al genoemde Stationsweg. Door vergelijking van grondbezitters is mijn conclusie dat de brouwerij ongeveer stond op de plek waar nu het huis Stationsweg 12 staat. Ik ben daarbij uitgegaan van de begrenzing van 1754, namelijk dat noord-, oost- en westwaarts van de brouwerij ‘gemene’ straten lagen. De enige plek aan de Emsterenk waar dit van toepassing is, is tussen respectievelijk de Stationsweg, Stroeteweg en Dwarsweg. Van de voormalige brouwerij zal niets meer te vinden zijn, hooguit indien er archeologisch onderzoek wordt verricht.
NB: De mogelijkheid dat de brouwerij tussen respectievelijk de Hoofdweg, Stationsweg en Stroeteweg stond, is minder aannemelijk, want de huidige Hoofdweg was er nog niet in het midden van de achttiende eeuw.
Tot slot: in de jaren negentig van de vorige eeuw was er even Sprengenbier in Emst te koop, gebrouwen van gerst uit Emst. Hadden we toen maar geweten dat we in Emst ooit een eigen brouwerij hadden, dan had het vast ‘gewoon’ Emsterbier geheten!
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.