De Marke van Emst – 3

De Marke van Emst – 3

De Marke van Emst (3)

Inhoudsopgave:

    Auteur: Evert de Jonge
    Publicatie: Verschenen in Ampt Epe 187, juni 2012

    Een overijverige burgemeester

    De reden dat men in Emst driftig aan de slag ging had deels te maken met de opstelling van burgemeester Weerts. De burgervader was erop gebrand in een goed blaadje te komen bij de toenmalige commissaris van de koningin, een warm voorstander van markeverdelingen.

    Weerts zond daarom regelmatig berichten over de voortgang naar zijn Arnhemse superieur. Hij schuwde daarbij niet zijn rol te overdrijven. Was hij uit op een belangrijke post?

    Een van de amusantste brieven is zijn verslag over de vergadering in december 1859, waarbij het Plan Koekkoek gepresenteerd werd. Van te voren waren de buren opgeroepen om aanwezig te zijn. Per kerkenspraak werd in Epe en Vaassen opgeroepen de vergadering te bezoeken. Natuurlijk deed ook de tamtam het nodige, zodat iedereen het wel zal hebben gehoord. We mogen gerust aannemen dat velen de Commissie Koekkoek aanhoorden in de tapperij van Wolter Tellegen. Weerts was ook aanwezig om vooral te zorgen voor een pro-stemming, maar dat pikten sommige aanwezigen niet. De burgemeester kreeg aardig wat kritiek te horen. Sterker nog: even dreigde het uit de hand te lopen, waarbij Weerts belaagd werd. Volgens eigen zeggen had hij daarbij manmoedig standgehouden. Of de commissaris het geloofde?11)

    NB: Wat er verder die avond gebeurd i.c. besloten is, is niet meer te achterhalen. Uit het kadaster is nu duidelijk dat er in ieder geval niet is besloten onmiddellijk te verdelen. Mogelijk heeft men besloten te verkopen; zie hierna.

    handtekening-commissie-Koekkoek
    De handtekeningen van de Commissie Koekkoek onder het in 1859 gepresenteerde plan van verdeling.

    Perikelen

    Er kwam onverwachts verweer. De commissie mocht dan wel op de vergadering zijn gekozen, voorzien van volmachten, maar zoals vaak het geval is, waren er personen die twijfelden aan de rechtmatigheid van de plannenmakerij. Zo ook de Epenaar G. Pijkeren Jzn. die op 27 december 1859 naar de pen greep en commissielid Koekkoek een uitvoerige brief schreef. Enkele fragmenten: ‘Mijn vraag is aan uw naamdragende commissie of gij wettig zijt aangesteld, is het wel afgelezen (voor de kerk afgekondigd) … niemand weet er van.’ Schijnbaar was het nieuws niet doorgedrongen tot Epe. De kern van het bezwaar van Pijkeren lag in het feit dat een ‘oude’ commissie terzijde werd geschoven; dat kon toch niet waar zijn? Die heren hadden in zijn ogen toch goed werk verricht. Ook de afdracht van geld aan de Commissie Koekkoek viel niet in goede aarde: ‘Zijt gij ook aangesteld om de berustende gelden onder de wettige commissie zijnde in te vorderen, zijn die menschen het niet meer toevertrouwd?’ Het antwoord van de Commissie Koekkoek is onbekend en evenmin of Pijkeren gerust werd ge­steld.

    Een tweede bezwaar kwam uit een geheel andere hoek. Nie­mand min­der dan jonkheer G.W. van der Feltz, zelf ook grondeigenaar in de buurtschap Emst, vond het maar niets dat een commissie zich bezig zou gaan houden met de wegen, waterleidingen enzovoorts. Hij was er een warm voorstander van om dit over te laten aan de gemeente Epe. Ook zag hij bezwaren in het vaststellen van de vijftig delen, het tijdelijk overdragen zonder daarvan direct een akte op te maken; tot slot vroeg hij zich af wie bepaalde wat de commissie voor haar werk kreeg. Zijn op- en aanmerkingen waren functioneel van aard, maar of het leidde tot een bijstelling van het plan is onbekend. We mogen dan ook aannemen dat in januari 1860 de werkzaamheden van start gingen, dat er een landmeter arriveerde voor het opmaken van een kaart en dat er veelvuldig overleg was tussen commissie, individuele bewoners, het kadaster en werklieden die wegen aanlegden. Helaas is hier niets van bewaard.

    Briefje-Pijkeren

    De nieuwe commissie

    Zoals aangekondigd in het plan van november 1859, zou na afloop van de werkzaamheden van de Commissie Koekkoek een nieuwe commissie worden gevormd die de (verpachte) gronden en de financiën zou beheren. Wie oorspronkelijk na december 1859 zitting had in het bestuur van Het openbaar zedelijk ligchaam van de buurt of geërfde gronden van Emst is onbekend. Men had de volgende taken:

    1. Het beheer van de niet-verdeelde gronden (de bij de verdeling als waardeloze stukken land aangeduide veentjes en kleine akkermaalsbosjes).
    2. Het beheer van de wegen en watertjes (voor zover niet vallend onder de in 1832 gestichte dorpspolder Emst-Epe).
    3. Het financiële beheer van de gelden en verpachte landerijen.

    Verkoop van gronden

    Op 21 april 1870 kwam de Commissie beheer van de buurt of geërfde gronden van Emst, bestaande uit de heren Gerrit Pijkeren Jac.Wmzn., Albertus Koekkoek, Gerrit Vorselman, Gerhardus Beekhuis, Hermen van Velde en Hymen van Westerveld, allen landbouwers, bijeen bij Wolter Tellegen, tapper in Emst. Daar wachtte men op notaris Van der Feltz uit Epe, die om drie uur namens de genoemde commissie bekendmaakte dat er 32 percelen land te koop waren. De kopers zouden direct eigenaar worden, maar door de aankoop geen recht hebben in de niet-verdeelde buurt­gronden van de marke, zo luidde een van de verkoopvoorwaarden.12)

    De in totaal 42 percelen, slechts ongeveer vijf hectare, lagen in de secties M, O en T en betroffen (gedeelten van) wegen of klei­ne deeltjes van kadas­ternummers (de grootste 21 are, de kleinste 1 are). Het bracht fl. 1220,20 op. De kopers waren Emstenaren of Epe­naren.

    Op 21 maart 1871 werden op dezelfde plek weer onverdeelde gronden verkocht – alleen was tapper Tellegen nu herbergier.

    Dezelfde leden van de commissie (Koekkoek was ondertussen gemeenteraads­lid geworden) verkochten onder dezelfde voorwaarden 64 percelen, voornamelijk veldgrond, in de secties M, N, O, P. Wederom waren de kopers uit Emst en Epe afkomstig. Als notaris trad nu Van Dielen uit Vaassen op.13)

     

    Op 21 april 1870 kwam de Commissie beheer van de buurt of geërfde gronden van Emst, bestaande uit de heren Gerrit Pijkeren Jac.Wmzn., Albertus Koekkoek, Gerrit Vorselman, Gerhardus Beekhuis, Hermen van Velde en Hymen van Westerveld, allen landbouwers, bijeen bij Wolter 

    Het feest herhaalde zich negen maanden later, toen de commissie op dezelfde plaats, bij dezelfde notaris 82 percelen veldgrond verkocht, gelegen in de secties K, M, N, O, T. Ook nu kocht de lokale bevolking.14)

    Een jaar later, december 1872, werden nogmaals 60 percelen ver­kocht door de Com­missie. Ook in de volgende jaren volgde verkoop aan diverse particulieren. Op 13 maart 1876 werd aan de secretaris en penningmeester van de Buurt van Emst decharge verleend.15) Er moet toen veel geld zijn verdeeld, anders was er geen noodzaak dit bij de notaris te registreren. Latere notariële akten handelen over verkoop van kleine stukjes en vooral hypotheken, waarover later meer.

    Markebezit
    akte
    Tussen 1870 en 1880 werd het merendeel van de markegronden verkocht. De foto toont de ondertekening van een notariële akte, waarin diverse personen uit Emst en omgeving gronden van de marke kochten. Nu had iedereen een vaste achternaam; namen die tot op de dag van vandaag in Emst voorkomen

    Naar het einde toe

    Zoals gezegd, is de geschiedenis van de marke fragmentarisch. Gelukkig is in de gemeenteraadsverslagen wel wat te vinden van de latere bestuursactiviteiten.

    In 1910 deelde wethouder Westhoff mee dat er klachten waren over de ‘waterlei­ding’ van het Wisselseveen. Zo stond ‘onlangs’ de grond bij de Hoge Woeste blank. Hij wilde van de heer Witteveen, voorzitter van de commissie van de buurtschap Emst, weten wat men dacht te ondernemen. (Opvallend: de naam van de commissie was niet aangepast aan de status van dorp.) De Emster voorzitter wist van het probleem, het werk was aanbesteed, maar de aannemer had nog steeds geen tijd. Trouwens, waar bleef de toegezegde weg tussen de getroffen gebieden? Op deze wijze kaatste Witteveen het balletje terug. Niet dat het hielp; de gemeenteraad lustte hem rauw, want als de Emster commissie haar werk niet deed, moest het gremium maar opgeheven worden, zo vond men in Epe. Raadslid Westerink ging nog verder: volgens hem moest de commissie maar failliet worden verklaard.16) Het liep allemaal met een sisser af, want hierna reppen de verslagen met geen woord meer over de wateraffaire. Pas in 1913 kwam de commissie weer ter sprake. De gemeenteraad vergaderde met de Emstenaren over de wegen. Men wilde in Epe de weg vanaf de Schobbertsbrug overnemen, de omrastering van het kerkhof in orde maken en verlichting aan de Stationsstraat aanleggen. De eerste stap werd gezet in een totaalovername.

    Het was alsof men in Emst wachtte op de gemeentelijke inmenging, want menigeen liet weten niet tevreden te zijn over het beheer van de wegen. Op 6 maart 1914 behandelde de raad een brief van een handvol dorpelingen die hun teleurstelling uitspraken over de Emster commissie. Hun grote vraag was of de gemeente deze langs wettelijke weg tot actie kon dwingen. De verslagen meldden helaas geen antwoord. Mogelijk maakte de brief wel indruk bij de commissie, want op 23 november 1914 behandelde de raad een verzoek tot overdracht van het totale bezit, te weten fl. 30.000 en wat grond. Dat is niet niks, dus wilde raadslid Westerink weten of er nog voorwaarden waren en of voorzitter Witteveen wel democratisch handelde. Die liet weten een overleg met zijn achterban niet nodig te vinden… Dat was niet zo verstandig, zodat er wat druk werd uitgeoefend dit anders aan te pakken. Witteveen ging overstag en schreef een algemene ledenvergadering uit.

    De laatste ledenvergadering?

    Op 4 december 1914 vergaderden het bestuur en zijn leden over het idee alle bezittingen over te dragen aan de gemeente Epe. Het sloeg aan, zodat aldus werd besloten met als voorwaarden:

    1. Bestaande hypotheken blijven (het geldbedrag bestond dus op papier).
    2. De commissie moet aanblijven om wegen en wateren in orde te maken, waarop een drietal leden toezicht zal uitoefenen.
    3. De raad zal worden gevraagd uit hun midden drie leden te benoemen tot een commissie van bijstand om het proces te bewaken.

    De besluiten werden behandeld in de raadsvergadering van 12 januari 1915. Epe ging akkoord, maar bij de overdracht moesten de zandwegen in goede conditie zijn. De in te stellen raadscommissie zou jaarlijks verslag uitbrengen over de toestand der wegen. De raad worstelde nog wel met de vraag hoe men de zaak op de begroting moest verantwoorden. Moest men bijvoorbeeld handelen conform de Markewet, zoals men dat ook had gedaan met Vaassen? Indirect werd daarmee ontkend dat er nog een marke Emst was. De commissie van geërfden was in hun ogen een vereniging. Uiteindelijk besloot de raad geen aparte post ‘Emster wegen’ te maken, want Emst was toch niet ‘achtergesteld’?

    Slechte wegen

    afgetreden, volgens de raad. Men wilde nu boter bij de vis, dus overdragen en dan de zaken regelen. In november bleek de Emster commissie er nog steeds te zijn, want volgens de notulen maakte deze zich druk over de aanstelling van een wegwerker. Die zou zijn afgewezen, terwijl de raad wel een commissie van beheer had aangesteld. Met andere woorden: wat valt er te beheren zonder wegwerker? Dus wilde de commissie de wegen nu weer niet overdragen. De raad volgde het allemaal niet meer, want de wegen waren toch al overgedragen? Wilden de Emstenaren nu weer zelf een wegwerker aanstellen? Hebben ze dan geen vertrouwen in ons, zo vroeg men zich in Epe af. De Emster commissie zet het even op een rijtje. In het kort kwam het hierop neer: Emst kreeg nu jaarlijks 1200 gulden voor wegenonderhoud, wat op zich te weinig is. Daarom zou Emst de wegen overdragen. Bij de overdracht zouden voorafgaand de wegen in orde worden gemaakt; dat was ook gebeurd, maar er was geen wegwerker aangesteld. De raad snapte het weer en stelde voor 75 gulden een wegwerker aan die voor 525 gulden aan materiaal mocht besteden. Daarmee moest de kous af zijn, vond de raad.

    Al in juni 1916 kwamen de partijen weer in botsing. De Emster commissie – wellicht onder druk van de overige Emstenaren – wilde slechts een overdracht onder hun voorwaarden. De gemeente moest het onderhoud overnemen, een commissie benoemen van drie mannen die toezicht zouden houden over de zandwegen, terwijl de wegwerker van 1 maart tot 1 november – eventueel met een losse arbeider in het voorjaar – de wegen moest onderhouden. Dit schoot de raad in het verkeerde keelgat: ‘We nemen alleen over zonder voorwaarden, want er moet al geld bij!’ Commissielid en raadslid Witteveen was witheet: ‘Die in Emst komen niets na’, waarbij hij tevens wees op de gesteldheid van de Oranjeweg en de Emster school. Raadslid Westhoff viel hem bij. Hij stelde dat de Emster commissie zelf schuldig was aan slecht onderhoud. De wegen waren zo slecht dat het grind vanaf het kanaal niet vervoerd kon worden naar de Oranjeweg. Indien men in Emst maar eerder over had gedragen… En waarom had de Emster commissie haar 30 hectare dennen niet verkocht om aan geld voor onderhoud te komen? Gooien met modder dus. Dit ging raadslid Rauwenhoff te ver. Hij wees er fijntjes op dat Emst een deel van de gemeente was en dat de slechte wegen te wijten waren aan een toenemend gebruik door melkwagens. Emst had altijd maar weinig van de gemeente gekregen. Waarbij hij zijn betoog besluit met een rake opmerking: ‘Wij kunnen na de overname de bomen toch ook verkopen?’

    Eind 19e eeuw, Emsterenk
    Eind 19e eeuw, toen de gronden verkocht werden, verkavelde ook de enk. Tegenwoordig wordt onder Emsterenk het gebied oostelijk van het dorp verstaan, dus voor een beperkter deel van de oude enk.

    Wat volgde was een kakofonie: ‘Was het niet beter geweest meer geld aan minder wegen te besteden?’ ‘Zou de Oranjeweg in de winter niet gebruikt moeten worden voor aanvoer?’ ‘Wat hebben we gehad voor een gulden per meter aan onderhoud?’ ‘We accepteren geen voorwaarden, want die zijn er elders ook niet geweest.’

    De discussie verzandde en draaide in een kringetje: ‘Moet het beheer maar bij de Emster commissie blijven?’ Eindelijk viel er een besluit: overnemen zonder voorwaarden, maar met de belofte de wegen zo goed mogelijk te onderhouden.

    Een maand later vernam de raad dat de geërfdenvergadering in Emst akkoord ging met de overname van de wegen. Wel wilde men dat de commissie beheer zou bestaan uit drie leden: twee raadsleden uit Emst en de heer E. van Delden. Tot slot zouden de bezittingen van de geërfden van Emst worden geïnventariseerd.

    Het doek viel daarna over de Emster commissie en de geërfdenvergaderingen.

    De financiële afwikkeling

    Er is nog wel iets te vertellen over de financiële kant van de marke. Zoals al bleek, had de instelling kapitaal in de vorm van bezit (onroerend goed) en geld. Dat laatste kun je op verschillende manieren beheren. Op de bank zetten levert rente op, maar je kunt het ook uitlenen. Uit diverse akten blijkt dat Het zedelijk ligchaam van de buurt of geërfde gronden van Emst geld in de vorm van hypotheken uitleende.

    Enkele gegevens: In 1898 waren Jacob Brummel Corneliszoon en Gerrit Witteveen Gerritszoon, landbouwers te Emst, bestuursleden. Zij leenden geld uit tegen 4,5%, een voor die tijd normale rente. Rond 1925/35 hadden zo’n twaalf personen een hypotheek bij de marke. De bedragen varieerden tussen 100 en 8000 gulden, terwijl het totaal uitstaande kapitaal fl. 29.311 bedroeg. In 1932 werd een recapitulatie gemaakt, waaruit bleek dat enkelen hun schulden hadden afgelost, maar er waren ook weer nieuwe hypotheken verstrekt. Uit de administratie van de gemeente bleek dat er in 1946 nog negen hypotheken uitstonden.

    In oktober 1946 liet de Eper notaris Verheus de gemeente weten dat hij constateerde dat een hypotheek ten laste van de in april van dat jaar overleden Johannes van Essen, landbouwer te Emst, op naam stond van De buurt of geërfde gronden van Emst. Aangezien de rechten van de voormalige marke over waren gedragen aan de gemeente Epe, wilde hij overleg over de overname van de hypotheek door de erfgenamen Van Essen.

    Het is aannemelijk dat na 1946 de hypotheken zijn afgelost of elders zijn ondergebracht, zodat ook de laatste sporen van Het zedelijk ligchaam van de buurt of geërfde gronden van Emst werden uitgewist. Wellicht zijn er nog verkoop- en hypotheekakten bewaard gebleven door de erfgenamen van vroegere buren of erfgenamen van de marke, of, en dat is belangrijker, zijn er notulen van vergaderingen in het bezit van particulieren. Ik hoop dat in het laatste geval mij inzage daarin wordt verleend om nog bladzijden aan de geschiedenis van de marke toe te kunnen voegen.

    Naschrift en vervolg

    De marke van Emst (en Westendorp) – ontstaan in de Middeleeuwen – en haar directe rechtsopvolger De geërfden van Emst werden in feite pas opgeheven nadat de hypotheken aan de gemeente waren overgedragen, dus tussen 1932 en 1946. Ook elders op de Veluwe zouden marken langer bestaan hebben dan tot heden werd aangenomen. Niet zo lang na het verdwijnen van De marke van Emst zou er al snel een belangenvereniging ontstaan: Emster Belang.

    Het ligt in de bedoeling om over diverse plekken in Emst te publiceren, een vervolg dus.

    Noten

    11) Regioarchief Nijmegen, Ar. Gedeputeerde Staten van Gelderland. Tot mijn spijt kan ik nu het inventarisnummer nergens vinden.
    12) Streekarchief Epe-Hattem-Heerde (SA-EHH), notarieel archief invnr. 2939, akte 60.
    13) SA-EHH, idem invnr. 4518, akte 5334.
    14) SA-EHH, idem invnr. 4518, akte 5417.
    15) SA-EHH, idem, invnr. 2943, akte 934.
    16) SA-EHH, Nieuw archief gem. Epe, invnr. 16.

     

    Geen reactie's

    Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.