12 okt De Suijthoffmolen of Westerbroekermolen
De Suijthoffmolen of Westerbroekermolen
in Emst
Inhoudsopgave:
Auteur: Henri Slijkhuis
Inleiding
In de standaardwerken over watermolens op de Veluwe wordt de Suijthoffmolen in Emst wel genoemd en besproken, maar blijft het onduidelijk waar de molen precies heeft gestaan. In een recent artikel in Ampt Epe wordt ingegaan op deze molen en lossen De Jonge en Kloezeman dit raadsel op. De molen wordt gebouwd in 1675 als de papiermakerij met waterkracht op de Veluwe in opkomst is. Het maken van papier wordt echter al weer snel stopgezet. Waarom gebeurt dit terwijl andere papiermolens doorgaan? In dit artikel wordt gepoogd om deze vraag te beantwoorden. De werken van Hagens en Voorn en het artikel in Ampt Epe zijn de belangrijkste bronnen (1).
De bouw
In 1675 laat Ambrosius Abrahams Broekhuizen de Westerbroekermolen bouwen aan een zijtak van de Smallertse Beek. Zijn vader is papiermaker op een Vaassense molen (2).
Ambrosius spreekt het vak kennelijk aan, want hij wordt pachter op één van de Smallertse molens (2). Het gaat hem daar goed, want hij is in staat om bovenstrooms in het Smallertse beeksysteem de Westerbroekermolen te laten bouwen. Het is in de periode, dat op de Veluwe talloze watermolens voor het maken van papier worden gebouwd en overal sprengen zijn gegraven om het benodigde water te leveren voor deze molens (3).
Ambrosius verpacht zijn molen aan Jannes Willems Pannekoek. Deze Jannes komt uit een familie van papiermakers. Hij vertrekt in 1689 naar een papiermolen in Doornspijk. De nieuwe pachter wordt Jan Derks Suijthoff, die trouwt met dochter Gerretien van eigenaar Broekhuizen. Jan Derks en zijn vrouw Gerretien erven de molen na het overlijden van haar ouders. Ze zijn op dat moment alleen nog “watergeld” verschuldigd aan de Heer van de Cannenburch, dat 50 gulden per jaar bedraagt.
Het blijkt voor Suijthoff moeilijk om een goede boterham te verdienen met het maken van papier. In 1710 kan hij een timmerman niet betalen en een jaar later betaalt hij de geleverde stenen van een bedrijf in Heerde niet. In 1716 heeft hij achterstand met het betalen van de waterpacht. Drie jaar later gebeurt dat opnieuw en het komt dan tot een rechtszaak. Daar verwoordt Suijthoff zijn probleem. Hij zegt, dat de Heer van de Cannenburch heeft verzuimd om voldoende water te leveren voor zijn molen en dat hij daardoor te weinig kan draaien. Helaas voor Suijthoff kan hij het gerecht niet overtuigen en wordt hij in het ongelijk gesteld. Hij gaat nog door op watermolen tot 1723. In dat jaar neemt zijn zoon de zaak over. Deze zoon houdt het vier jaar later voor gezien. In 1727 wordt de Suijthoffmolen verkocht aan Jan Lourens Montezaan. Jan Lourens heeft al jaren op deze molen gewerkt en wordt nu eigenaar. Hij houdt het vol tot 1749. In dat jaar komt hij in de archieven voor als gewezen papiermaker. Hij kan de laatste papiermaker op de locatie aan de Bloemendaalseweg zijn geweest. In het archief is terug te vinden, dat in ieder geval vóór 1765 de molenactiviteiten zijn gestaakt.
De papiermakerij lijkt in 1749 te zijn gestopt. In een vorige Wijerd heb ik geschreven, dat de hoogtijdagen van de Veluwse papiermakerij zeker tot 1740 hebben geduurd. Daarna stagneert deze bedrijfstak door toenemende concurrentie. De zwakste bedrijven zijn als eerste gestopt en daar behoort de Suijthoffmolen bij.
Geen geschikte locatie
De Suijthoffmolen is gebouwd aan een zijtak van de Smallertse Beek. Deze zijtak wordt gevoed door kwelwater, dat in de omgeving van de huidige Hertenkamp ten westen van de locatie naar boven komt. Sprengen om de watertoevoer te vergroten zijn nooit in dit gebied gegraven. Suijthoff klaagt in 1719 over het slechte onderhoud aan de bedijking van de opgeleide beek. Ik vermoed, dat hij geregeld te kampen heeft gehad met weinig water en dus waterkracht, waardoor de productiecapaciteit en de verdiensten op deze watermolen laag zullen zijn geweest.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.