14 okt De Emsterhof – 2
De Emsterhof:
eens woonplek van de Veluwse richters (2)
Auteur:
Evert de Jonge
Publicatie:
Verschenen in Ampt Epe 165, februari 2008
Inhoudsopgave:
Familie Daendels
Na Hermanna Wilhelmina’s overlijden vererfde haar deel van De Emsterhof op haar oudste zoon Anthony Lodewijk Daendels.
Vader Egbert, die eerst kapitein-luitenant in het leger was en later burgemeester van Hattem, trad op als voogd. De familie Daendels had haar wortels in het nabij gelegen schoutambt Heerde. Van dit ambt hadden de Daendels in 1526 de pandbrief van schout verworven. Later werd een lid van het geslacht ook schout van Voorst, waardoor een stevige basis werd gevormd voor een maatschappelijke klim op de ladder. Via de functies van burgemeester van Hattem en rangen in het Staatse leger lukte dit.
Antony Lodewijk diende in het Staatse leger en bracht het tot kapitein in het regiment Oranje Gelderland. Hij huwde juffrouw Arnoldina Hermanna Sloet, dochter van jonker Jan Albert Gabriël Sloet tot Warmelo en juffrouw Adrianana Josina van Haersolte. Hierdoor werd hij verwant aan belangrijke Overijsselse adellijke families.
In het buurboek van Emst en Westendorp staat vermeld dat Antony Lodewijk in 1764 een overeenkomst aanging met de ‘gemene erfgenamen en buren’ van deze marke. Het hield in dat het dijkje tussen het Vossenbroek en het Kikkersgat voortaan in gebruik bleef van de eigenaars van het Vossenbroek. Deze dienden het dijkje te onderhouden, maar mochten het ook bepoten. De marke had hier blijkbaar groot belang bij en had dus de handtekening van de belangrijke Daendels nodig.
Opvallend is dat de overeenkomst werd getekend op De Emsterhof op 18 februari 1765. Blijkbaar was Antony Lodewijk op Sint-Petri, de datum dat dienstpersoneel van aanstelling kon veranderen en pachtercontracten afliepen, speciaal naar Emst gekomen om zaken te regelen, zoals de overeenkomst. Als officier verbleef hij in garnizoensplaatsen en woonde in verlofperioden in Hattem; hij zou zelden op De Emsterhof komen.
Om moverende redenen droeg Antony Lodewijk in 1769 De Emsterhof over aan zijn jongere broer Mr. Borchard Johan Daendels, secretaris en burgemeester van Hattem. Deze was getrouwd met Josina Christina Tulleken, dochter van Mr. Andreas, burgemeester van Zutphen, en Anna Maria Altetus. Het echtpaar had een groot gezin: weliswaar stierven er veel kinderen jong, maar er werden er vier volwassen. De jongsten uit het gezin traden in de voetstappen van hun vader en werden student. Een van deze jongens zou echter een andere weg gaan. Als Herman Willem Daendels, patriot, later provinciaal en landelijk bestuurder, zou hij de geschiedenis ingaan.
Confiscatie
In het boek waarin de rechten en plichten van de markegenoten van de buurtschap Emst en Westendorp werden opgetekend, staan ook de namen van de buurrichters, ook wel boerrichters, opgetekend. In 1749 werd Herman Willems van den Emsterhof tot boerrichter aangesteld. Hij bleef dit tot 1751. Herman zal een van de vele opvolgende pachters van De Emsterhof zijn geweest. Voor de familie Daendels was de hof een soort belegging.
Na het overlijden van Mr. Borchard Johan Daendels verkochten diens erfgenamen in 1798 De Emsterhof aan de (Engelse) kooplieden Pascoe, William Grenfell en George Barclaij, die verwant waren aan de verkoper. Het bezit van de Engelse heren leverde een interessant dossier in het archief op. Want de in 1795 opgerichte Bataafse Republiek raakte in de oorlog tussen Frankrijk en Engeland betrokken. Daarom werd vijandelijk (lees Engels) bezit in beslag genomen. De Emsterhof werd ook geconfisqueerd. Als beheerder en rentmeester over De Emsterhof en bijbehorende boerderij-erf Pijkerensgoed (of De Dood) werd Mr. A. Santbergen uit Zwolle aangesteld. Hij verpachtte alles aan de weduwe Daendels, die een onderpachter in dienst nam: Derk Christiaens, later opgevolgd door Jan Steenbergen. Zo bleef het bezit in zekere zin onder toezicht van de familie.
De onderpachters klaagden echter steen en been, want veel was niet naar hun zin. Daarom volgde op ruime schaal allerlei renovatiewerk. In 1803 werd het raamwerk van De Emsterhof vervangen. De Epenaar Peter Grave, glazenmaker, repareerde de ruiten ‘aan de bovenkamers’ en bracht nieuw lood ‘aan het keukentje en waschhuis’ aan. Een enkele ruit kon hij niet meer ‘verloijen’ en zes ruiten moesten totaal vervangen worden, zo luidde zijn rekening. Ook smid Jan van Lohuizen diende een rekening in: voor het repareren van een deurslot, het aanbrengen van hekkenhaken, een hengsel op een hek en ankers voor de berg. Een flinke smak geld kostte het repareren van de pomp: 30 gulden. En dan te bedenken dat de pachtsom 110 gulden per jaar was.
Wat verdiende een arbeider toen? Gerrit Eijlander timmerde voor circa 1 gulden per dag en rekende voor zijn knecht iets minder. Hij zou jaren geregeld voor dat uurloon werkzaamheden verrichten op De Emsterhof. Niet alleen hij verdiende een boterham, ook de rietdekker kwam er in 1810 aan te pas, toen riet door Hendrik Jans Zwarthof werd geleverd voor 96 gulden en 8 stuivers. Wel zat daar ook riet voor Pijkerenserf bij. Jan Eijkelboom leverde nog meer van de goudgele bossen dakbedekking en declareerde 214 gulden. Het was dan ook niet verwonderlijk dat Mr. Santbergen in 1812 verklaarde nog flink wat geld te goed te hebben van de overheden. Hij had alles uit eigen zak voorgeschoten.
De 19e eeuw in
De al genoemde familie Grenfell, wonende te Londen, en de weduwe van George Barclaij, mevrouw Rebecca Broekhurst, wonende Boxhil Dorking, graafschap Surrey, werden na de Franse tijd weer in hun bezit gesteld. In 1834 besloten zij het goed publiekelijk te laten verkopen. Uit de notariële akte van 12 juni 1834, opgemaakt door de Eperse notaris Van der Feltz, bleek dat de boerderij Emsterhof nog steeds één geheel vormde met het Larysgoed, dat toen Pijkerensgoed of De Dood heette. Een goede verklaring voor de laatste naam is niet te geven; was er wellicht enkele malen veepest geweest?
Uit de omschrijving bleek dat De Emsterhof bestond uit een huis, schuur, berg en een hof of tuin en akkers, plaatselijk (kadastraal) bekend sectie M 59, 122 en verder (huis: M 127). De totale grootte was 28 bunders, 19 roeden en 80 ellen (bijna 29 hectare). De Eperse koopman Pieter Louis Berkhoff had er wel oren naar en zette in op 6300 gulden wat na andere biedingen verhoogd werd tot 7000 gulden. Daar bleef het bij. Ontevreden over het bod brak de volmacht van de verkopers, wethouder W.C. van Braam te Hattem, de veiling af.
De Emsterhof bleef in de familie, want nog hetzelfde jaar kocht het echtpaar William Grenfell, rentenier (zoon van William Grenfell en Francy Barclaij), en Josina Maria Christina Daendels, wonende op Huize Bonenburg te Heerde, de twee boerderijen. Het echtpaar moest voor de aankoop een som van 12.273 gulden neertellen en bovendien jaarlijks 18 garven rogge aan de koster van Epe en 20 kop keurhaver aan de Dijkstoel van Veluwe afdragen, al hoorden wel twee stoelen in de NH-kerk van Epe en een deel van het Hardenbergsbosje bij de koop.
De familie Grenfell woonde niet op De Emsterhof. Blijkbaar waren zij zelfs het platteland zat, want in 1852 vestigden zij zich op het voor hen gebouwde Huis De Hezenberg vlak buiten Hattem. Daar woonde meer familie van het echtpaar, onder andere de neven Daendels op Huize IJsselvliet. Al in 1857 overleed William Grenfell en twee jaar later Josina. De Hezenberg, maar ook De Emsterhof, vererfde op hun twee kinderen William en Juminie Elisabeth Henriëtte.
Van Westerveld
Het tijdperk Daendels-Grenfell liep ten einde. Zeven jaar na de dood van zijn moeder verkocht William Grenfell zijn Emster bezittingen. De Epenaar Jan Vosselman Bosch meende een goede slag te slaan door het te kopen voor zijn dochter. In 1867 droeg hij het over aan zijn schoonzoon Reinder van Westerveld, landbouwer te Epe. Diens nakomelingen zouden meer dan honderd jaar op De Emsterhof boeren.
Reinder was de oudste zoon van het echtpaar Jan van Westerveld en Janna Krijgsman en in 1832 in Epe geboren. Toen zijn vader in 1860 overleed, nam hij eerst de boerderij van vader over. In 1866 trouwde hij met de negen jaar jongere Gerritje (Vosselman) Bosch. Zij zouden zich na de aankoop op De Emsterhof vestigen en kregen twee kinderen: Jan, geboren 1867, en Willem Jan, geboren 1875.
De Emsterhof werd in die jaren meerdere malen omgenummerd. Aanvankelijk kreeg het nummer Emst 428, en daarna achtereenvolgens Zuuk 366, E 714, E 754, B 317, D 256 en tot slot F 118.
Reinder overleed in 1908. De jongste zoon, Willem Jan, nam de boerderij over en trouwde met Neeltje Bibo, geboren Epe, 1880. Het echtpaar bleef echter kinderloos. Ondertussen had zijn oudere broer Jan, getrouwd met Johanna Brummel, zich gevestigd aan de andere kant van de spoorlijn in een nieuw gebouwde boerderij. Dit huis genummerd E 754I, later B 316, D 257 en tenslotte F 119, werd ook wel met een weinig gebruikte naam aangeduid: ‘De nieuwe Emsterhof’.
Jan en Johanna kregen twee zonen: Reinder Lambertus, geboren 1904, en Johan Gerrit, geboren 1905. De oudste zoon kwam wegens omstandigheden als peuter bij zijn grootouders in De Emsterhof wonen. Na het overlijden van grootvader Reinder bleef hij bij grootmoeder Gerritje Bosch, die na de dood van haar man een eigen gedeelte van de boerderij bewoonde.
Reinder Lambertus huwde met Johanna van Laar: zij woonden F 118, een deel van het huis, en kregen twee kinderen: Jan, geboren 1934, en Neeltje, geboren 1938. De Emsterhof vererfde van Reinder en Gerritje Bosch op de jongste zoon Willem Jan en na diens dood vererfde zijn deel op neef Reinder Lambertus en vervolgens op diens twee kinderen. Neeltje verkocht het door haar geërfde deel aan haar broer Jan, die later ook het (tijdelijk) afgesplitste deel -nog in bezit van Neeltje Bibo, zijn aangehuwde tante- erfde. Zo was het geheel weer in één hand.
De familie Westerveld boerde tot 1999 op De Emsterhof. In 2000 werd de hof verkocht, waarna het geheel werd gerenoveerd.
‘Den hoff toe Empss’ staat anno 2005 te pronken als vanouds; het heeft de tand des tijds doorstaan en zal nog lang na ons schitteren.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.