De Emsterhof – 2

De Emsterhof – 2

De Emsterhof:
eens woonplek van de Veluwse richters (2)

Auteur:
Evert de Jonge

Publicatie:
Verschenen in Ampt Epe 165, februari 2008

Inhoudsopgave:

    Familie Daendels

    Na Hermanna Wilhelmina’s over­lij­den vererfde haar deel van De Em­sterhof op haar oudste zoon Antho­ny Lodewijk Daendels.

    Vader Egbert, die eerst kapitein-luitenant in het leger was en later bur­gemeester van Hattem, trad op als voogd. De familie Daen­dels had haar wortels in het nabij gele­gen schoutambt Heerde. Van dit ambt hadden de Daendels in 1526 de pandbrief van schout ver­­wor­ven. Later werd een lid van het geslacht ook schout van Voorst, waardoor een stevige basis werd gevormd voor een maatschappe­lij­ke klim op de lad­der. Via de func­ties van burge­meester van Hattem en rangen in het Staatse leger lukte dit.

    Antony Lodewijk diende in het Staatse leger en bracht het tot kapitein in het regiment Oranje Gel­der­land. Hij huwde juffrouw Arnol­di­na Hermanna Sloet, doch­ter van jon­ker Jan Albert Gabriël Sloet tot War­melo en juffrouw Adrianana Josina van Haersolte. Hierdoor werd hij verwant aan belangrijke Overijsselse adellijke families.

    In het buurboek van Emst en Wes­ten­dorp staat vermeld dat Antony Lode­wijk in 1764 een over­een­komst aanging met de ‘gemene erf­genamen en buren’ van deze marke. Het hield in dat het dijkje tus­sen het Vossenbroek en het Kik­kers­gat voortaan in ge­bruik bleef van de eigenaars van het Vos­sen­broek. Deze dienden het dijkje te onderhouden, maar mochten het ook bepoten. De marke had hier blijkbaar groot belang bij en had dus de hand­te­kening van de belang­rijke Daen­dels nodig.

    Opvallend is dat de overeen­komst werd getekend op De Em­sterhof op 18 februari 1765. Blijkbaar was Anto­ny Lodewijk op Sint-Petri, de datum dat dienst­personeel van aanstelling kon veranderen en pach­tercon­tracten afliepen, speci­aal naar Emst gekomen om zaken te rege­len, zoals de overeenkomst. Als officier verbleef hij in garni­zoens­plaatsen en woonde in ver­lof­peri­oden in Hattem; hij zou zel­den op De Emsterhof komen.

    Om moverende redenen droeg Anto­ny Lodewijk in 1769 De Em­sterhof over aan zijn jongere broer Mr. Borchard Johan Daen­dels, secretaris en burgemeester van Hat­tem. Deze was getrouwd met Josi­na Christina Tulleken, doch­ter van Mr. Andreas, burge­meester van Zutphen, en Anna Maria Alte­tus. Het echtpaar had een groot gezin: weliswaar stier­ven er veel kinderen jong, maar er werden er vier volwassen. De jongsten uit het gezin traden in de voetstappen van hun vader en werden student. Een van deze jongens zou echter een andere weg gaan. Als Herman Wil­lem Daen­dels, patriot, later pro­vin­ci­aal en landelijk bestuur­der, zou hij de geschiedenis in­gaan.

    Confiscatie

    In het boek waarin de rechten en plichten van de markegenoten van de buurtschap Emst en Wes­ten­dorp werden opgetekend, staan ook de namen van de buur­richters, ook wel boerrichters, op­getekend. In 1749 werd Herman Willems van den Emsterhof tot boerrichter aan­ge­steld. Hij bleef dit tot 1751. Her­man zal een van de vele opvol­gen­de pachters van De Emsterhof zijn geweest. Voor de familie Daendels was de hof een soort belegging.

    Na het overlijden van Mr. Bor­chard Johan Daendels verkochten diens erfgenamen in 1798 De Em­ster­hof aan de (Engelse) koop­lie­den Pascoe, William Grenfell en George Barclaij, die verwant wa­ren aan de verkoper. Het bezit van de Engelse heren leverde een interes­sant dossier in het archief op. Want de in 1795 opgerichte Bataafse Repu­bliek raakte in de oorlog tus­sen Frankrijk en Enge­land betrok­ken. Daarom werd vijandelijk (lees Engels) bezit in beslag genomen. De Emsterhof werd ook gecon­fis­queerd. Als be­heerder en rent­mees­ter over De Emsterhof en bijbeho­ren­de boer­derij-erf Pijkerensgoed (of De Dood) werd Mr. A. Sant­ber­gen uit Zwolle aangesteld. Hij ver­pachtte alles aan de weduwe Daen­dels, die een onderpachter in dienst nam: Derk Christiaens, later opgevolgd door Jan Steen­bergen. Zo bleef het bezit in zeke­re zin onder toezicht van de fami­lie.

    De onderpachters klaagden echter steen en been, want veel was niet naar hun zin. Daarom volgde op ruime schaal allerlei renovatie­werk. In 1803 werd het raam­werk van De Emsterhof vervan­gen. De Epe­naar Peter Grave, gla­zen­­ma­ker, repareerde de rui­ten ‘aan de bovenkamers’ en bracht nieuw lood ‘aan het keu­ken­tje en waschhuis’ aan. Een en­kele ruit kon hij niet meer ‘ver­loijen’ en zes ruiten moesten to­taal ver­van­gen worden, zo luidde zijn reke­ning. Ook smid Jan van Lohuizen dien­de een rekening in: voor het repa­re­ren van een deur­slot, het aan­­bren­gen van hekken­haken, een heng­sel op een hek en ankers voor de berg. Een flinke smak geld kostte het repareren van de pomp: 30 gulden. En dan te be­den­ken dat de pachtsom 110 gul­den per jaar was.

    Wat verdiende een arbeider toen? Gerrit Eijlander timmerde voor cir­ca 1 gulden per dag en rekende voor zijn knecht iets min­der. Hij zou jaren geregeld voor dat uur­loon werkzaam­heden ver­richten op De Emsterhof. Niet al­leen hij ver­diende een boterham, ook de rietdekker kwam er in 1810 aan te pas, toen riet door Hen­drik Jans Zwarthof werd gele­verd voor 96 gul­den en 8 stuivers. Wel zat daar ook riet voor Pijkerenserf bij. Jan Eijkel­boom leverde nog meer van de goudgele bossen dakbedekking en declareerde 214 gulden. Het was dan ook niet verwonderlijk dat Mr. Santbergen in 1812 ver­klaar­de nog flink wat geld te goed te hebben van de overheden. Hij had alles uit eigen zak voorge­scho­ten.

    De 19e eeuw in

    De al genoemde familie Grenfell, wonende te Londen, en de wedu­we van George Barclaij, me­vrouw Rebecca Broekhurst, wo­nende Box­hil Dorking, graafschap Surrey, werden na de Franse tijd weer in hun bezit gesteld. In 1834 besloten zij het goed publiekelijk te laten verkopen. Uit de nota­ri­ële akte van 12 juni 1834, opge­maakt door de Eperse notaris Van der Feltz, bleek dat de boerderij Emsterhof nog steeds één geheel vormde met het Larys­goed, dat toen Pijkerens­goed of De Dood heette. Een goede verklaring voor de laatste naam is niet te geven; was er wellicht enkele malen veepest geweest?

    Uit de omschrijving bleek dat De Emsterhof bestond uit een huis, schuur, berg en een hof of tuin en akkers, plaatselijk (kadastraal) bekend sectie M 59, 122 en ver­der (huis: M 127). De totale groot­te was 28 bunders, 19 roe­den en 80 ellen (bijna 29 hecta­re). De Eperse koop­man Pieter Louis Berkhoff had er wel oren naar en zette in op 6300 gul­den wat na andere biedingen ver­hoogd werd tot 7000 gulden. Daar bleef het bij. Ontevreden over het bod brak de volmacht van de verkopers, wethouder W.C. van Braam te Hattem, de veiling af.

    De Emsterhof bleef in de familie, want nog hetzelfde jaar kocht het echt­paar William Grenfell, rente­nier (zoon van William Grenfell en Francy Barclaij), en Josina Ma­ria Christina Daendels, wonen­de op Huize Bonenburg te Heer­de, de twee boerderijen. Het echt­paar moest voor de aan­koop een som van 12.273 gulden neertellen en bovendien jaarlijks 18 garven rog­ge aan de koster van Epe en 20 kop keurhaver aan de Dijk­stoel van Veluwe afdra­gen, al hoorden wel twee stoelen in de NH-kerk van Epe en een deel van het Hardenbergsbosje bij de koop.

    De familie Grenfell woonde niet op De Emsterhof. Blijkbaar waren zij zelfs het platteland zat, want in 1852 vestigden zij zich op het voor hen gebouwde Huis De Hezenberg vlak buiten Hattem. Daar woonde meer familie van het echtpaar, onder andere de neven Daendels op Huize IJssel­vliet. Al in 1857 over­leed William Grenfell en twee jaar later Josina. De Hezenberg, maar ook De Em­sterhof, vererfde op hun twee kin­deren William en Juminie Eli­sa­beth Henriëtte.

    Van Westerveld

    Het tijdperk Daendels-Grenfell liep ten einde. Zeven jaar na de dood van zijn moeder verkocht Wil­li­am Grenfell zijn Emster bezit­tingen. De Epenaar Jan Vossel­man Bosch meende een goede slag te slaan door het te kopen voor zijn doch­ter. In 1867 droeg hij het over aan zijn schoonzoon Reinder van Wes­terveld, land­bouwer te Epe. Diens nakome­lin­gen zouden meer dan honderd jaar op De Emsterhof boeren.

    Reinder was de oudste zoon van het echtpaar Jan van Westerveld en Janna Krijgsman en in 1832 in Epe geboren. Toen zijn vader in 1860 over­leed, nam hij eerst de boer­derij van vader over. In 1866 trouw­de hij met de negen jaar jongere Gerritje (Vossel­man) Bosch. Zij zou­den zich na de aankoop op De Em­sterhof ves­tigen en kregen twee kin­deren: Jan, geboren 1867, en Willem Jan, geboren 1875.

    De Emsterhof werd in die jaren meerde­re malen om­ge­­num­merd. Aanvan­ke­lijk kreeg het nummer Emst 428, en daarna achter­een­volgens Zuuk 366, E 714, E 754, B 317, D 256 en tot slot F 118.

    Reinder overleed in 1908. De jong­ste zoon, Willem Jan, nam de boer­derij over en trouwde met Neeltje Bibo, geboren Epe, 1880. Het echt­paar bleef echter kinderloos. On­der­tussen had zijn oudere broer Jan, getrouwd met Jo­han­na Brum­mel, zich gevestigd aan de andere kant van de spoor­lijn in een nieuw gebouwde boer­derij. Dit huis ge­num­merd E 754I, later B 316, D 257 en tenslotte F 119, werd ook wel met een wei­nig gebruikte naam aangeduid: ‘De nieuwe Emster­hof’.

    Jan en Johanna kregen twee zonen: Reinder Lambertus, gebo­ren 1904, en Johan Gerrit, gebo­ren 1905. De oud­ste zoon kwam wegens omstan­digheden als peu­ter bij zijn groot­ouders in De Emsterhof wonen. Na het over­lijden van groot­vader Reinder bleef hij bij groot­moeder Gerritje Bosch, die na de dood van haar man een eigen gedeelte van de boerderij bewoonde.

    Reinder Lambertus huwde met Johanna van Laar: zij woonden F 118, een deel van het huis, en kre­gen twee kinderen: Jan, geboren 1934, en Neeltje, geboren 1938. De Emsterhof vererfde van Rein­der en Gerritje Bosch op de jong­ste zoon Willem Jan en na diens dood vererfde zijn deel op neef Reinder Lambertus en ver­vol­gens op diens twee kinderen. Neeltje verkocht het door haar geërfde deel aan haar broer Jan, die later ook het (tijdelijk) afge­splitste deel -nog in bezit van Neeltje Bibo, zijn aangehuwde tante- erfde. Zo was het geheel weer in één hand.

    De familie Westerveld boerde tot 1999 op De Emsterhof. In 2000 werd de hof verkocht, waarna het geheel werd gerenoveerd.

    ‘Den hoff toe Empss’ staat anno 2005 te pronken als vanouds; het heeft de tand des tijds doorstaan en zal nog lang na ons schitteren.

    Bronnen

    Nederlandsche Leeuw, jrg. 1943 en 1962
    Gelders Archief:
    -Bataafs-Frans archief, inv.nr. 4784
    -Archief Leenkamer Putten
    -Collectie Muschart, deel 23
    -Huisarchief Tongeren
    -Civ. Proc. Hof, inv.nr. 5387 (proces 1657 nr. 43)
    Streekarchief Noord-Veluwe, standplaats Epe:
    -Archief notaris Van der Feltz, inv.nr. 723, akten 54, 56 en 70
    -Bevolkingsregisters
    -Kadaster
    Gesprekken met de heer J. van Westerveld (‘Klei­ne Jan’), familie Bokma

    Literatuur:

    W.F.M. Ahoud, ‘De oudste generaties van enkele geslachten Van Wijck in de Betuwe’ in: Genea­lo­gi­sche bladen, deel 4 (Arnhem 1997), 108-151
    H. Brom, Oorkondenboek Sticht Utrecht
    K. Heringa, Oorkondenboek Sticht Utrecht, deel II (Den Haag 1940)
    Geen reactie's

    Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.