27 sep Hanendorperweg 54, 56
Het Hanendorp en de Hanendorperweg (IV)
Een wandeling langs oude en nieuwe panden
Auteur:
Evert de Jonge
Publicatie:
Verschenen in Ampt Epe 195, december 2013
Inhoudsopgave:
De ‘nieuwe huizen’ (van de Achterenkweg naar ‘Van Essen’)
We keren terug naar ons uitgangspunt, naar de hoek Hanendorperweg/Achterenkweg en gaan richting het Hanendorp.
In deze aflevering behandel ik twee panden.
‘Witman’ (Hanendorperweg 54)
Het huidige pand staat niet op de plek waar eerder een boerderijtje stond. Henk Kloezeman wist mij te vertellen dat pal achter de twee leilinden die er nog staan, eens een huis stond. De voorkant van dat pand was naar het zuiden gericht.
In 1832 was het oorspronkelijke huis (sectie O 828) eigendom van Wichem Westerbroek, arbeider, die het omstreeks 1856 verkocht aan zijn broer Gerrit Westerbroek, landbouwer. Later kwam de boerderij in bezit van Gerrit Vosselman Gijsbertsz, die we al eerder tegenkwamen als eigenaar van het tegenovergelegen pand ‘Stegeman’ (zie afl. II). Het vererfde op zijn kinderen, van wie de oudste, Gijsbert Vosselman, landbouwer, als eigenaar werd geregistreerd.
De bezitters verkochten omstreeks 1925 het huis aan Gijsbert Koetsier, dagloner, die het twee jaar later zou verkopen aan Reinder Koetsier Gerhardsz, landbouwer. Deze zou het huis aan Reinder Beekhuis en zijn vrouw Jansje Bronsink doorverkopen; dit echtpaar liet omstreeks 1936/37 de huidige woning bouwen. Het echtpaar kreeg letterlijk een storm over hun bezittingen (1949), waardoor hun ‘overdekte bergschuur’ werd vernield. Ze kregen dan ook toestemming tot verbouwing van de landbouwschuur over te gaan. In 1981 zou de huidige eigenaar nog verbouwingen doorvoeren.
Bomen rond de boerderij
Het was een gewoonte om aan de voorkant van de boerderij leilinden te planten. Waarom? De bomen zorgden in de zomer voor koelte in het voorhuis en de eventuele kelder eronder. In de winter viel de laagstaande zon toch naar binnen, terwijl de zuidwestenwind werd gebroken. Het strooien dak werd dan enigszins gespaard.
Bomen rond het erf van een boerderij hadden sowieso de taak de wind te breken. Ook gaven ze de grens van het erf aan, evenals van percelen. Indien het dak of de gebinten aan vernieuwing toe waren, werden ze omgehakt om als bouwmateriaal dienst te doen. Dit kon echter niet zomaar, want zeker als je pachter was of indien er heerlijke rechten op het bezit rustten, was daar toestemming van de eigenaar voor nodig.
Bomen lieten dan ook hun sporen na in de archieven. Enkele voorbeelden:
In de optekeningen van de horige goederen van de (voormalige) hertog van Gelre, herengoederen genaamd, werd soms genoteerd of er bomen of heggen om de boerderijen stonden. Daaruit blijkt dat op Ponsteensgoed in Emst, waar in 1575 Jacob Jaobsz Vorstelman woonde, ‘geen hart opgaende eijcken holt’ te vinden was. Blijkbaar was dat kort daarvoor gekapt. Op boerderij De Haege (Heege), op de Emsterenk, stonden in 1618 eveneens geen opgaande eikenbomen, maar wel een eiken heg. Van Morrengoed in Vemde werd genoteerd dat er een ‘steeck’ heggeholt en een ‘berckenwal’ toebehoorde en op Aerntien Jansgoedt in buurtschap de Westerick in Vaassen stond ‘ennich hart opgaende eijcken holt’.
In de registers waarin de latere bezitterrechten werden bijgehouden, blijkt dat er veel meer bomen stonden op de ruim 150 herengoederen in de gemeente Epe, want geregeld werd aan de Gelderse Rekenkamer toestemming gevraagd bomen te mogen kappen. Dit was altijd toegestaan na betaling van een som geld en de belofte dat men opnieuw aanplantte.
Over bomen als grens of plekken waar men bijeenkwam
In 1557 werd door Jan Gerrits, buurrichter van Oene, Gijsbert de Weert, Herman Lubberts en Jan Peters verklaard dat tussen Willem Marckolffs land bij de St. Jorriensboom te Oene een vrije heerstraat lag. Daar had ene Evert Haenis een hek in gehangen, maar niet op de plaats van het oude hek, zodat Franssen land nu buiten de buurvrede (omheining) viel en dat tussen die twee hekken een belt (heuvel) lag waarop twee bomen staan; de heilige St. Jorriensbomen waar de processie van Oene jaarlijks gehouden werd. Tevens dat zij afgelopen zondag van de gemene erfgenamen en inwoners hebben gehoord dat het hek geplaatst was zonder hun aller medeweten. De getuigen bevestigen het met hun eed.
Ongeoorloofd kappen
Hetzelfde jaar verklaarde Marten van Heijden dat de huurder van zijn erf - Ganseebbegoeds te Vaassen - bomen had omgehakt, een schaapschot half had afgebroken en het dak van het bouwhuis niet waterdicht opleverde. Getuigen bevestigden dat de pachter, Thonis Verheij, maar liefst 20 eikenbomen rooide.
Bronnen
E. de Jonge e.a. (red.), De herengoederen op de Veluwe, dl. 4 (Barneveld 1995).
Rechterlijk archief Veluwe en Veluwezoom, invnr. 31, fol. 100 e.v., 258, 329.
‘Vorselman’ (Hanendorperweg 56)
De eerste eigenaar was de in 1791 geboren Aalbert Veldhuis. Toen hij het ouderlijke huis verliet, trad hij mogelijk als boerenknecht in dienst bij zijn broer Willem Peters (Veldhuis) die we kennen uit de eerste aflevering als de bewoner van ‘Huis Van Essen’. Willem, gehuwd met Maria Gerrits (Vorstelman), zal wellicht toegestaan hebben dat Aalbert een eigen huisje bouwde ‘aan de Agterenk’. Na de dood van zijn broer veranderde Aalbert van beroep en werd karreman.
In 1820 was hij bij een ruilkoop betrokken. Hij kocht van Maria Stegeman, weduwe van Gerrit Wijnbergen (hertrouwd met Abraham Eijmberts Lankmoes), een huisje in Schaveren. Nog voor hij er ging wonen, verhuisde hij naar zijn moeder in Nijbroek, want die kon het als weduwe niet langer alleen rooien. Eenmaal daar gevestigd verkocht Aalbert op 6 november 1822 zijn woning aan de Achterenk aan de al genoemde Abraham Lankmoes, eveneens karman, en Maria Stegeman. De omschrijving in de akte luidde: ‘een huis, hof met twee schepel zaailand, gelegen tussen Maria Vorstelman’ (zie afl. I) en ‘de gemene weg’ (= Hogeweg).
In 1832 (aanvang kadaster) stond het huis (sectie O 834) op naam van Maria Stegeman, als weduwe van Abraham Lankmoes. Ze had moeite de eindjes aan elkaar te knopen, zodat ze op 30-11-1840 geld leende bij Aalbert Veldhuis, de vorige bezitter, met het huis en nog een stuk land in onderpand. Ze boerde er nog vijf jaar, waarna ze haar bezit op 3-9-1845 verkocht aan haar zoon Gradus Lankmoes, dagloner. Wel hield ze een deel van het huis. Gerrit zou niet lang van het bezit genieten, want een jaar later brandde de woning af om niet meer opgebouwd te worden. De restanten en de grond werden op 9-5-1847 verkocht aan zijn buurman Gerrit Vosselman Gijsbertsz, die we hiervoor al tegenkwamen. Zijn zoon Gijsbert was later eigenaar van de grond.
Omstreeks 1900 werd er alsnog op het perceel weer een woning gebouwd door de nieuwe eigenaars van de grond, Gerrit Koetsier sr. en zijn vrouw Stijntje Groenewold. Na zijn overlijden werd het huis verkocht aan Gijsbert Koetsier, die het kort voor de oorlog weer door zou verkopen aan Reinder Koetsier Gerhardusz. In de jaren vijftig werden Gerrit Jan Vorselman en zijn vrouw eigenaren van het huis. Hij was de oudste zoon van Jacob Jan Vorselman en Hermina Gerrits, die we al tegenkwamen bij het verhaal over de brand aan de Hanendorperweg 65 (zie afl. II). Gerrit Jan breidde het bezit uit met een kippenhok (1950) en een kookhuis (1951). Het gezin Vorselman zou er tot omstreeks 1993 wonen.
Het volgend pand is al behandeld in deel I (‘Huis Van Essen’). We gaan nu de hoek om en staan voor een van de langste rechte straten van de gemeente Epe: de Hanendorperweg, die tot voorbij Gortel loopt.
(Wordt vervolgd)
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.