Hanendorperweg 62

Hanendorperweg 62

Het Hanendorp en de Hanendorperweg (Emst, 1)
Een wandeling langs oude en nieuwe panden

Auteur:
Evert de Jonge

Publicatie:
Verschenen in Ampt Epe 195, december 2013

Inhoudsopgave:

    Inleiding

    Wie een verklaring zoekt voor de naam Hanendorp, moet die niet zoeken in de voor de hand liggende verklaring: een dorp waar veel hanen werden gehouden. Immers, wie fokt er nu veel hanen? Je zou toch iedere ochtend weer opstaan met het voornemen ze onmiddellijk voor de slacht aan te bieden.

    De bekende taalhistoricus Otten heeft er een eenvoudige verklaring voor: ‘Je moet het zoe­ken in het dialect. Het is afgeleid van henendorp (hae­nen­derp), het dorp wat ‘he­nen ligt’, dus een gebied/plaats/plek iets verder weg gelegen. Hanendorp is echter geen dorp, maar een buurtschap. De toevoeging dorp in een toponiem voor een buurtschap op de Veluwe is niet ongewoon. In onze gemeente ligt, of beter lag, Westendorp, een buurtschap ten noordoosten van Emst; bij Elburg vinden we het vroegere buurtschap – thans wel een dorp – Oostendorp.

    De naam Hanendorp is niet echt oud. Op de kaart van De Man, 1806, werd het toponiem nog niet genoemd, in tegenstelling tot de Achterenk en Bloemendaal. Daar stonden toen al enkele boerderijen. Tussen deze buurtschappen en Schaveren lag toen nog alleen heide, die zich uitstrekte tot Gortel en vrijwel in zijn geheel eigendom was van De marke van Emst1). Deze gronden werden tussen 1870 en 1877 verkocht en in kavels uitgezet. Toch werd Het Hanendorp net iets eerder op de kaart gezet. In de gemeenteatlas van Kuiper, anno 1868, trof ik het toponiem voor het eerst aan. De Hanendorperweg zal ook omstreeks die tijd zijn aangelegd, wellicht in het kader van de verkoop van de markgronden. In eerste instantie startte de huidige Hanendorperweg pas bij huisnummer 62 (waar eens de familie Van Essen woonde; hierover later meer). Pas later werd de weg doorgetrokken naar de Hoofdweg. In voornoemde gemeenteatlas werd het toponiem Het Hanendorp gesitueerd als een groep van drie huizen, gelegen zuidwaarts van de Hanendorperweg, vlak voor de kruising met de Vaassensebinnenweg/Veldweg. Ook werd een huis ingetekend zuidwaarts aan de Vaassenseweg en een tweetal eveneens zuidwaarts, echter zonder toegangsweg (zie pag. 11).

    Ik start mijn denkbeeldige wandeling bij ‘Van Essen’.

    De (woon)boerderij ‘Van Essen’, anno 1851
    De (woon)boerderij ‘Van Essen’, anno 1851

    ‘Huis Van Essen’

    In een bocht van de Hanendorperweg (nr. 62) ligt een boerderij uit de negentiende eeuw, met als jaarletters 1851 in de voorgevel. Het is een rijksmonument en werd een tiental jaren geleden gerestaureerd. Bij het onderzoek naar de bewonersgeschiedenis bleek al snel dat er al in 1832 – de startdatum van het kadaster – op de huidige plek een huis stond. De jaarletters 1851 slaan dus op een herbouw of ingrijpende restauratie.

    Volgens de omschrijving in het rijksmonumentenregister is het een ‘goed bewaarde hoeve, blijkens jaartalankers 1851, onder rieten dak en met vlechtingen in de voorgevel. Vensters met luiken en 20-ruits schuiframen. Deur met eenvoudig bovenlicht.’ Met deze beschrijving doet de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, zoals thans de naam is, de woning niet alle eer aan. Binnen is er namelijk tevens een mooie schouw bewaard gebleven.

    De reconstructie van de vermoedelijke stichtingsdatum

    De eerste bewoners van het huis waren Gijsbert Jacobs en Maria Gerrits (Vor­stel­man). Zij trouwden in 1795. Gijsbert was een zoon van Jacob Wijchmans en Luitje Jacobs Bosch, Maria werd in 1766 geboren in Zuuk en was een dochter van Gerrit Jacobs (Vorselman) en Jennigje Lamberts. Het echtpaar Jacobs-Vorstelman werd genoemd in een aantal boedelinventarissen, opgemaakt in respectievelijk 1770, 1775 en 1806, en de transportregisters, waarin koop en verkoop werden geregistreerd.

    Eerste boedelinventaris (1770)
    De eerste boedelinventaris betrof de bezittingen van Maria’s ouders. Toen haar moeder overleed, omstreeks 1768/69, wilde haar vader hertrouwen. De aangestelde voogden – Hendrik Jacobs Vorstelman en Aart Lamberts, ooms van de minderjarige kinderen – verlangden daarom inventarisatie van het bezit. Van belang is het onroerend goed in de boedel: ‘Een gedeelte van een oud huis met hoff, groot ongeveer een vierde morgen (circa 2000 m2), gelegen in den ampte van Epe, buurschap Zuuk op De Horst zijnde geëstimeert (waardebepaling) op honderd vijfentwintig gulden.’ Verder was er twee morgen hooiland in het Vemderbroek. Er was dus geen bezit in Emst. Besloten werd dat Jacob het huis zou behouden en voor de schulden op zou komen. De twee zonen Lambert en Jacob en hun zuster Maria Gerrits Vorstelman zouden het land krijgen. Uit het geheel is duidelijk dat de ouders van Maria eerder als keuters of dagloners dan als boeren moeten worden bestempeld.

    Tweede boedelinventaris (1775)
    De tweede boedelinventaris betrof Gijsberts ouders en een identieke situatie. Ook daar wilde vader – Jacob Wijchmans – hertrouwen. Gijsberts moeder overleed toen hij een jongeman was. Uit de opgemaakte inventaris bleek dat men aan de Emsterenk woonde. Als voogden waren Lambert Jans en Giesbert van Putten, respectievelijk wonende aan de Emsterenk en in Norel, bij de inventarisatie betrokken. Tijdens hun huwelijk hadden Jacob en Luitje onder andere een boerderij en diverse percelen in Emst aangekocht, waaronder een halve mud aan de Emster Agterenk (in 1762). Een ander deel zal door hen geërfd zijn. Het was dan ook een hele kluif om de boedel te beschrijven. Los van de roerende goederen en de veestapel (waaronder 32 schapen) was er nogal wat onroerend goed te noteren. Zo was er een huis met hof en verdere opstallen, zoals een korenberg, twee schaapsschotten, een hooischuur, een varkensschot, alles omgeven door een koeweide met zijn opgaande bomen en houtgewas. Verder waren er 22 percelen, variërend van een halve schepel tot 3,5 schepel, een derde part van een bosje en een hoppenhof met hopstaken. Alle percelen hadden een naam en lagen op de Emsterenk. Zo was er een perceel De Buitenste Hanegenwei, groot 1,5 schepel. Tot slot bezat men 12,5 morgen hooiland, gelegen in Nijbroek, Emsterbroek en Heerde.

    Besloten werd dat vader Jacob de schulden op zich nam en het totaal in bezit hield, met als tegenprestatie dat hij de vier kinderen zou onderhouden in kleding en drank. De kinderen zouden wel direct het goud en zilver (een ring en een beugeltasje), de lijfsgoederen van moeder en het linnen in eigendom krijgen. Hun aandeel in de boedel werd op 619 gulden per kind gerekend.

    De Hanendorperweg is een van de langste straten
    De Hanendorperweg is een van de langste straten in Emst. Vanuit het dorp loopt de weg, na enkele bochten, in een rechte lijn naar Gortel.
    kadasterkaart omgeving Hanendorperweg
    Een gedeelte van de kadasterkaart omgeving Hanendorperweg (sectie N). De percelen zijn ingekleurd. Lichtgroen: weideland; donkergroen: bos en houtwallen; blauw: sloten/beken; zwart: wegen; eveneens zwart: huizen en schaapsschotten (‘S’); lichtbruin: heide; donkerbruin: veen. De boerderij ‘Van Essen’ staat rechtsboven, net in een andere sectie (en daarom niet aangegeven), op de hoek van de Hanendorperweg en de Hezeweg (daar waar de eerste weg een bocht maakt).Bij dit deel van sectie N hoorde onder andere de boerderij ‘De Geldersche Tuin’, aan de Vaassenseweg, de Bloemendaalseweg (toen nog geen weg), een handvol boerderijen nabij de hoek Hanendorperweg en Vaassensebinnenweg (linksbo¬ven; het eigenlijke Hanendorp) en de Kieftkamp (links¬onder). Het grootste deel was nog heide en eigendom van de buurschap of marke van Emst. In totaal waren er zestien boerderijen en twee schaapsschotten. De ontginningen moesten nog starten.

    Derde boedelinventaris (1805)
    Terug naar het echtpaar Gijsbert Jacobs en Maria Gerrits (Vorstelman).

    Op 16 mei 1805 werd er door (oom) Wichman Jacobs en (oudoom) Hendrik Jacobs Vorsselman als voogden over de kinderen van wijlen Gijsbert Jacobs bij zijn vrouw Maria Gerrits (ook Vorsselman) een derde boedelinventaris opgesteld. Ook deze inventarisatie was nodig wegens het voornemen – van Maria – om te hertrouwen. Uit de inventaris bleek dat het voormalige echtpaar onder andere een aandeel had in de onverdeelde boedel van wijlen Jacob Wigmans en Willemtje Jans, de vader en stiefmoeder van Gijsbert. Ook dat Maria en haar overleden man het nodige land bezaten, onder andere een huis, hof, schuur en berg, omringd door houtgewas aan de Emsterenk. Verder was er nog een huis, hof en schot aan de Agterenk, tevens circa twintig percelen, gelegen in zowel de Emsterenk, het Engbroek, Schave­ren en de Agterenk. Uit de perceelsnamen werd duidelijk dat er geen land in bezit was, afkomstig uit de boedel van de (schoon)ouders, op één perceel na, gelegen aan de Agterenk.

    In eerste instantie meende ik dat Maria en Gijsbert hun onroerend goed verwierven tussen 1795 en 1805. Daarom werd het transportregister geraadpleegd, echter daarin werd niets gevonden. Aannemelijk is dan ook dat het echtpaar de in 1805 in hun bezit zijnde onroerende goederen wel degelijk uit de boedel hebben verworven. Mijn conclusie is dat het ‘huis Van Essen’ in 1775 nog niet bestond, maar gebouwd moet zijn tussen 1795 en 1805 op een perceel uit de boedel van het echtpaar Jacob Wijchmans en Luitje Bosch. Mogelijk op het perceel met de naam De Buitenste Hanegenwei, in ieder geval op een perceel aan de Agterenk.

    Maria’s tweede huwelijk

    Het is de vraag of de voogden blij waren met de toekomstige man van Maria. Zij wilde namelijk in het huwelijk treden met de knecht, Willem Peters, die overigens nog 25 gulden loon tegoed had. Maria zette door. In juli 1805 trouwden zij in de kerk van Epe. Willem Peters – die later de familienaam Veldhuis gebruikte – en Maria verwierven na hun huwelijk nog meer onroerend goed in en om de Emster­enk. In 1807 kochten zij 8½ schepel land op de Emsterenk, in 1808 een kamer aan een huis in Achterenk, in 1809 1½ schepel op Schrobbenacker en nog een akker op de Emsterenk. Willem overleed kort daarna. Zijn weduwe kocht in 1810 nog 1½ schepel in het Winstuk op de Emsterenk. Het ging bij alle transacties steeds om land waar geen object op stond. Alleen de aankoop van de kamer aan de Achterenk betrof een deel van een boerderij. De enige keer dat er wat werd verkocht, 1806, was kort na hun huwelijk. Het betrof hun aandeel in een boerderij in Zuuk.

    Na Willems overlijden was het bezit van dien aard dat zij 15 juli 1810 een eed als voogdes moest afleggen; samen met Gerrit Jochems had zij de voogdij over dochter Hermina.

    In 1832 noteerde het kadaster dat de weduwe van Willem Peters Vorselman eigenaresse was van een in de kadastrale gemeente Epe en Oene (toen nog in sectie O nr. 843) gelegen huis, groot 6,40 aren. Deze inschrijving was fout, want Maria Gerrits heette Vorselman, al gebruikte ze de familienaam niet altijd, en haar man Willem Peters heette nu eenmaal Veldhuis. (Het was al weer enkele decennia na Napoleon, maar nog steeds kwam het geregeld voor dat achternamen niet goed werden gebruikt.) Nog hetzelfde jaar overleed zij op 75-jarige leeftijd – wat echter 65 moest zijn, zo bleek – en liet de boerderij na aan haar dochter Hermina Willems (of Veldhuis). Deze bleef ongehuwd en overleed op 16 november 1851. Haar erfgenaam was haar halfbroer Gerrit Vosselman Gijsbertsz., landbouwer in Epe, zoon van Maria Gerrits Vorselman uit haar eerdere, in 1795 gesloten, huwelijk met Gijsbert Jacobs die postuum – ook – de achternaam Vo(r)sselman) kreeg.

    1851

    Mogelijk liet Gerrit de jaarletters 1851 aanbrengen, omdat hij in dat jaar de boerderij verwierf. Hij trouwde met Gerharda de Graaf, en na haar overlijden met Grada Hilbrink. Na zijn overlijden in maart 1873 vererfde de boerderij op zijn toen 37-jarige zoon Gijsbert, die een jaar later trouwde met Klaasje van Triest, een boerendochter uit Emst. Ook Gijsbert zou tweemaal in het huwelijksbootje stappen. Hij hertrouwde als weduwnaar in 1882 met de tien jaar oudere weduwe Roelofje van der Haar, die eerder met Gerrit Koetsier getrouwd was geweest. Ook zij kwam uit de boerenstand.

    Uit zijn twee huwelijken liet Gijsbert Vosselman geen kinderen na; triest genoeg stierven er vier kinderen of kort na hun geboorte of op jonge leeftijd. Zelf stierf hij in 1895, zijn tweede vrouw op 82-jarige leeftijd in 1908.

    Gerrit Koetsier, een van de zonen van Roelofje van der Haar, werd nu de nieuwe eigenaar. Hij was eerst boerenknecht in Ermelo, waar hij in 1881 op 25-jarige leeftijd trouwde met de vijf jaar jongere Stijntje Groeneveld, die op dat moment dienstmeid was. Zij zouden later bij zijn moeder intrekken, waar hij ging boeren. In 1928 overleed hij en werd de boerderij kort daarop verkocht, want volgens het kadaster werden ongeveer in die tijd Eibert Christiaan Gerritsen en zijn vrouw Gerritje Horst eigenaren. Volgens de inschrijving bestond het geheel uit een huis, kookhuis en erf, groot 6,40 aren. Kort daarna werd het omgenummerd, waardoor het in de kadastrale gemeente Epe en Oene, sectie N, nr. 1102, werd ingeschreven.

    Hij kwam in november 1945 in Apeldoorn te overlijden, zij overleefde hem nog decennia.

    Het echtpaar had drie dochters: Paulina, Margje en Jacoba. Jacoba zou trouwen met Harm van Essen; hun zoon Eb van Essen kocht de boerderij van zijn grootmoeder Gerritje Horst. Zijn tantes bleven in de buurt: Paulina trouwde met een Van Amersfoort en woonde op Het Laar, terwijl tante Margje trouwde met een Beekhuis. Dit echtpaar woonde op een steenworp afstand aan de Koeweg.

    De familie Van Essen realiseerde nog een restauratie van het monumentale pand, liet een (minder fraai) bakhuis bouwen en verkocht het huis aan het begin van de 21e eeuw.

    (Wordt vervolgd)

    Noot

    1. E. de Jonge, ‘De marke van Emst’, Ampt Epe, nr. 185, februari 2012, p. 39-44; nr. 186, april 2012, p. 7-13; nr. 187, juni 2012, p. 23-30.

     

    Foto’s

    E. de Jonge
    Geen reactie's

    Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.