28 jul Heetkampsweg 2 en 4
De Heetkamp
M 340
Auteur:
Evert de Jonge
Inhoudsopgave:
Inleiding
Tot laat in de 19e eeuw lagen in Emst verspreid over diverse percelen heideveldjes die gebruikt werden om plaggen te steken en/of schapen op te weiden. Deze veldjes waren eigendom van de Marke van Emst en Westendorp. Nadat de markenwetten verdeling van de gemeenschappelijke gronden mogelijk maakte, verdwenen deze perceeltjes in een rap tempo, waarna alleen de westelijk van Emst gelegen heidevelden overbleven.
Een heideveld werd wel als een heitkamp/veld of heetkamp/veld aangeduid. In het transportregister van het ambt Epe wordt vanaf 1719 de naam Heetkamp – soms Hietkamp – enkele keren genoemd. Zo lag er onder andere aan de Achterenk een Heetkamp, terwijl er ook een boerderij met deze naam in het Vaassensebroek lag.
Het heideveldje waarop de hier behandelde boerderij De Heetkamp werd gebouwd, zal mogelijk al in de 17e eeuw ontgonnen zijn, nadat de eerste bezitter hiervoor toestemming had gekregen van de Gelderse Rekenkamer. Nadien moesten de ontginners tyns betalen, zodat we iets weten over de eerste bezitters.
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.
Tynsregisters
In volgorde kunnen de volgende personen eigenaars zijn geweest:
Dries Jacobs, wonende in het Vossenbroek, die als tynsbetaler opgevolgd werd door Cornelis Arnts. Zijn mogelijk dochter Evertje Cornelis betaalde daarna de tyns, gevolgd door haar mogelijke broer Aart Cornelis. Hij zal het perceel verkocht hebben aan Teunis Hermens, wonende aan de Loobrink. In de late 17e eeuw verkocht deze het aan Beertje Hendrix, wonende te Westendorp. Zij was weduwe van Dries Lamberts en werd opgevolgd door haar dochter Jannetje Dries. Zij betaalde de tyns vanaf 1713. In 1724 werd het perceel op naam van Willemtje Herms gezet. Tot slot werd in 1755 Heijmen Hermsen van Emst geregistreerd.
Al deze namen stonden zoals gebruikelijk in één tynsbetaling met eronder de vermelding ‘Heetcamp’.
Enkelen van hen moeten elders hebben gewoond, althans zij kwamen niet voor in de kerkelijke registers. We pakken de draad op bij de laatst genoemde.
Van Emst
In 1754 trouwde Heijmen Hermens te Epe met Maria Hendriks. Zowel hij als zijn bruid kwamen uit Westendorp, zo meldde de inschrijving in het trouwregister. Hij werd overigens genoteerd zonder zijn familienaam Van Emst. Of zij de bouwers van de boerderij waren?
Wat zeker is dat het echtpaar in 1767 de boerderij De Otterweert aan de Laarstraat kocht. Zij boerden daar ongeveer acht jaar samen, waarna Maria overleed.
Van Pi(j)keren
Evengoed kunnen de bouwers het echtpaar Egbert Jans Pijkeren & Jantje Hendriks zijn geweest. Eerstgenoemde overleed ongeveer 1775, waarna zijn weduwe hertrouwde met Hermen Jacobs. Dat was de aanleiding om in 1777 een magescheid (boedelverdeling) te sluiten. De oudste zoon Lubbert Pijkeren, in 1765 te Twello getrouwd met Henrikjen Wichmans, kreeg twee akkers zaailand met holtgewas ‘zoals het afgegraven en afgepaalt is’, gelegen in Westendorp genaamd De Heetcamp. Moeder Jantje en de overige kinderen Hendrik, Jan en Hendrikje Pijkeren behielden het huis en hof, de opstallen met het aangrenzende zaailand, met heggen, bomen, genaamd De Heetcamp. Ook het Allemanshof, nabij gelegen, bleef bij moeder en de drie kinderen. Er werd afgesproken dat Jantje het huis zou blijven bewonen, waarna Lubbert ondertekende dat hij bij haar overlijden niets meer zou krijgen.
Nog hetzelfde jaar zouden Lubbert en Henrikje gaan bouwen. Om de kosten te betalen werd er bij Cornelis van Haastenburg, schout van Voorst, een lening aangegaan van 200 gld. Als onderpand diende hun huis, hof, twee akkers land met zijn houtgewas, groot circa drie schepel, genaamd de Heetkamp.
Met de bouw van een tweede boerderij waren er dus ook twee Heetkamp’s!
Een van de drie overige kinderen i.c. Hendrik Egberts Pikeren, getrouwd met Aaltje Jans, verkocht in 1784 zijn aandeel van De (oudere) Heetkamp aan broer/ zwager en schoonzuster Jan Egberts Pikeren & Jantjen Gerrits (Florijn).
De omschrijving luidde: een huis en hof, met het houtgewas, genaamd de Hietcamp, met als belending: O+W: koper, Z: burgermeester Daendels bos, N: het gemene veld. De koopprijs bedroeg 100 gld.
Twee jaar later kochten Jan en Jantjen van moeder Janna Hendriks, wonende in de Heetkamp, een half huis en hof, met het holtgewas, twee schuurtjes en een bergje met als belending O: kopers, Z: Daendels bos, W: het gemene straatje, N: het gemene veld. De koopprijs bedroeg 200 gld., maar daaronder waren ook drie akkertjes begrepen. De akte meldde, dat Jan en zijn vrouw er woonden. Met deze aankoop had het echtpaar nu de gehele oude boerderij in bezit.
Op termijn was er een hypotheek nodig. In 1794 werd er 300 gld. geleend bij Hendrik van Lohuijsen, met als onderpand De Hietcamp met als belending: O: (broer) Lubbert Pijkeren, W: wed. Gerrit Brouwer, Z: weduwe Daendels, N: het gemene veld.
In 1803 was de lening nog niet terugbetaald en vererfd op Roebert van Lohuijsen, die het op grond van het testament van zijn broer Hendrik aan diens dienstmeid gaf. Die wilde echter geld zien, maar Jan en Jantje konden nergens een (nieuwe) lening krijgen, zodat uiteindelijk de dienstmeid genoegen moest nemen met een verklaring dat De Heetkamp als onderpand bleef dienen.
Hoe zat het ondertussen met het door Lubbert & Hendrikje gebouwde huis? In 1797 verkochten zij aan Johanna Willemina van Haastenburg een hof, met een akker zaailand, met holtgewas en vruchtbomen, groot ongeveer drie schepel gezaais, genaamd de Heetbrink of Heetkamp. In de omschrijving is het door Lubbert in 1777 toegekend perceel uit de erfenis te herkennen. Er stond dus geen huis meer op: afgebrand?
Zeker is dat Lubbert op 21-7-1805 overleed, oud 70 jaar, en wonende in de Heetkamp. Woonde hij toen in bij zijn broer Jan?
Kadaster
In 1832 startte het kadaster in Nederland. Als eigenaar van kadastrale gemeente Epe-Oene, sectie M, nr. 340, werd Jan Egberts Pijkeren, arbeider, genoteerd. Op 6 oktober van hetzelfde jaar overleed hij, oud 84 jaar, en wonende in huisnummer 29. Zijn vrouw was toen al 15 jaar overleden. Bij haar overlijden werd genoteerd dat zij in huisnummer 252 stierf.
Het echtpaar had drie kinderen. In de door hen opgemaakte aangifte successiebelasting verklaarden zij dat hun vader de helft van een daghuurdersplaats, genummerd 252, De Heetkamp genaamd, met 1,7 ha. naliet. De wederhelft was al eigendom van de kinderen door het overlijden van hun moeder. De conclusie is, dat na het overlijden van zijn vrouw in huisnummer 252, Jan naar elders trok, waar hij tot zijn dood woonde. Mogelijk betrokken zijn twee dochters de ouderlijke woning.
De enige zoon Hendrik was kuipersknecht en verkocht zijn deel van De Heetkamp aan zijn zusters Johanna en Egbertje Pijkeren, die als naaisters de kost verdienden. Zij zouden in 1841 De Heetkamp voor 927 gld. aan Jannes van den Vlekkert & Zwaantje (ook wel Zwijntje) Bosch verkopen.
Jannes was de zoon van Anthonij van den Vlekkert & Eva Jans (Hartlooper), landbouwers in Emsterbroek. Toen hij in 1837 trouwde met Zwijntje was hij 38 jaar en weduwnaar van Hendrika Alberts. Hij was evenals Zwaantje geboren in Epe, zij was 22 jaar, dienstmeid, en een dochter van Gerrit Bosch & Machtelt Bosch, dagloners te Epe.
De nieuwe eigenaren lieten verbouwen en er volgde een nieuw kadastraal nummer: M 1524.
In februari 1872 overleed Jannes en werd de weduwe met haar kinderen in het kadaster als eigenaren geregistreerd. Drie maanden later trad een van zijn kinderen, Hendrika, in het huwelijk met Steven van Huffelen. Kort daarna werd de boerderij hun eigendom. Er volgde een hermeting en een nieuw nummer: M 1690.
In 1892 stopten zij met boeren op De Heetkamp en werden Gerrit Scholten Cornelisz & Janna Pannekoek de nieuwe bezitters. Zij waren dat jaar te Epe in het huwelijk getreden. Hij was op dat moment 33 jaar, geboren in Epe en een zoon van Cornelis Scholten en Petertje Everts. Zij was 30 jaar, geboren in Nijbroek en dochter van Jan Pannekoek en Johanna van Norel.
Na het overlijden van Gerrit in 1908 noteerde het kadaster zijn weduwe en hun enig kind Cornelis Johannis Scholten als eigenaren. In 1911 werd er verbouwd: M 2716 was het nieuwe nummer.
In 1925 trad Cornelis Johannes, oud 26 jaar, te Epe in het huwelijk met Aartje Berghorst, oud 24 jaar, eveneens in Epe geboren en dochter van Gerrit Berghorst en Berendina Vos. Beide vaders waren overleden, zodat de moeders hun handtekening onder de huwelijksakte zetten.
In 1928 werd tussen zoon en moeder een boedelscheiding gemaakt en volgde een splitsing van de boerderij in twee huizen. Beiden kwamen op naam van Cornelis Johannis Scholten, op dat moment voerman. Tot slot werden de twee huizen in 1971 op naam van Gerrit Scholten & Jacomina Brummel gezet.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.