14 apr Laarstraat 10
De Otterweert
Auteur:
Evert de Jonge
Inhoudsopgave:
Inleiding
In Epe kwamen in diverse buurtschappen toponiemen voor die aan een otter herinneren, zoals de Otterweide in Wissel en de Otterskamp bij de Lobrink. Aan de Laarstraat lag ook een perceel land waaraan de otter zijn naam meegaf: Den Otterweert. Later was er nabij dit perceel sprake van een boerderij met deze naam.
N.B.: Gelet op de frequentie mogen we veronderstellen dat de otter voor 1700 nog een algemeen voorkomend dier was.
Boerderij De Otterweert
In 1728 verpandden Henderick Jans & Jenneken Herms voor drie jaar een huis en hof met twee akkers zaailand, genaamd Den Otterweert, tynsgoed, voor een periode van drie jaar. De ligging werd aangegeven als Oostwaarts Jan Peters (die het land met deze naam bezat), Zuidwaarts het gemene veld, Westwaarts de gemene straat en Noordwaarts Jan Slijkhuis. De pandgevers woonden er niet zelf en helaas vermeldde de akte niet wie de pandnemers waren!
=======================================================
Enkele verklaringen:
-Met gemene werd het gemeenschappelijk bedoeld, dus een gemeenschappelijke weg of veld. Dat laatste betrof dan weer markegronden.
-Tynsland was ontgonnen land waarvoor de bezitter een jaarlijkse tyns (geldbedrag) aan de hertog van Gelre(land), later de domeinen, diende te betalen.
-Een pandgever leende geld en gaf een deel van zijn/haar bezit daarvoor voor een aantal jaren in gebruik bij de pandnemer; die dus het geld leende.
=========================================================
Nadat de drie jaar erop zat zal de boerderij zijn verkocht aan Jacob Gerrits & Henderina Willems. Dit zal in een andere plaats zijn gebeurd, want Henderick Jans & Jenneken Herms woonden niet in Epe, zelfs niet op de Veluwe.
Jacob en Henderina kwamen uit respectievelijk Wissel en Terwolde en traden in december 1733 te Epe in ondertrouw, waarna het huwelijk werd voltrokken in de RK (statie)kerk van de Oosterhof, Vaassen. Mogelijk dat zij De Otterweert kochten om er vanaf hun trouwdag te gaan boeren, maar dat duurde niet lang.
In 1735 werd De Otterweert door hen verpand. Voor 6 jaar en 300 gulden mochten Egbert Jansen Vrijdagh & Aelbertjen Klaas de boerderij gebruiken. Naast twee akkertjes hoorde er ook een hopeest bij, alles tynsgoed. De ligging was zoals in de verpandingakte van 1728.
Blijkbaar werd de verpanding verlengd, want in de huizenlijst van 1749 woonde de weduwe Egbert Jans (Vrijdagh) nog op de Otterweert. De verpanding werd in 1759 pas afgelost.
Voor 1740 overleed Hendrina, waarna Jacob hertrouwde met Jannetjen Berents. Dit huwelijk zal niet lang hebben geduurd, want in december 1741 ging zij als zijn weduwe in ondertrouw in de NH-kerk te Epe, waarna in januari 1742 het huwelijk werd gesloten in de RK (statie)kerk van de Oosterhof, Vaassen. Haar 2e man was Dirck Hendricks die volgens de ondertrouwinschrijving net als zij aan de Laarstraat woonde.
Bossenbroek
Dirk en Jannetje verkochten De Otterweert in 1759 voor 401 gulden aan Lubbert Jansen (Bossenbroek) & Petertjen Jans. De ligging werd als volgt aangeduid: Oostwaarts de weduwe Jan Peters, Zuidwaarts het gemene veld. Helaas werden de noordelijke en westelijke grenzen niet aangegeven.
Om de aankoop te realiseren namen kopers een half jaar later een lening ad 400 gulden op bij Johan Hendrik Roschet, kastelein en rentmeester van Het Loo, tegen een rente van 4,5% rente. Naast het huis met het hof, schuur en hoppenhof, diende ook een half mud en tien schepel aangrenzend zaailand, met heggen en holtgewas, als onderpand.
In 1761 werd het bezit uitgebreid met de aankoop van 8 schepel zaailand, waarin we het perceel De Otterweert herkennen. De verkoopster was de namelijk de weduwe Jan Peters.
N.B.: Een schepel was 1450 m2., dus 8 schepel 11.600 m2.
Er werd bij Roschet nog meer geleend en dat leidde in 1763 tot financiële problemen. Op het erf verscheen Jan de Goeijen, onderschout van ambt Epe, die namens de Landdrost van Veluwe beslag kwam leggen. Het echtpaar Bossenbroek kwam blijkbaar tot een overeenkomst met de schuldeiser, maar vier jaar later werd alsnog de lening opgeëist. De ondertussen weduwnaar geworden Lubbert zag geen andere optie dan verkopen. In december 1767 werd het echtpaar Heijmen Harmsen (van Emst) & Maria Hendriksen de nieuwe eigenaars van De Otterweert. Hiermee werden de schulden aan Roschet voldaan, waarna er nog een schamel bedrag overbleef.
De weduwe Jonker
Na het overlijden van Maria hertrouwde Heijmen met Grietje Jonkers. Hij overleed al kort na het huwelijk waarna zij op 5-5-1798 onder huwelijkse voorwaarden hertrouwde met Coenraad Gerrisheim. Zij zou weer weduwe worden, waarna zij op 25-8-1802 op huwelijkse voorwaarden met Aart Rondhuis hertrouwde. In de laatste akte werd bepaald dat indien er geen kinderen waren de ingebrachte goederen terug zouden vallen op de erfgenamen van de inbrenger, echter er was recht op koop. Dat gebeurde dan ook na het overlijden van Grietje. In 1813 waren de zeven minderjarige kinderen van wijlen Aart Rondhuis en de twee minderjarige kinderen van Hendrik (Aarts) Jonker & Gerritje (Jans) van den Esschert eigenaars. Hun voogden verkochten De Otterweert toen aan Jan Derks Broekhuis, voor 682 frank. Dat kwam overeen met ongeveer 300 gulden. Het betrof een huis met hof, groot 85 aren aan de Laarstraat, genummerd 229, met als ligging Oostwaarts: J.W. Pijkeren, West- en Zuidwaarts: de weg en Noordwaarts: Hermen van Putten.
Jan Derks Broekhuis was getrouwd met Fijtje Jonker. In 1832 werd hij in het nieuw aangelegde kadaster als eigenaar genoemd, maar hij was toen net overleden. Zijn zonen Jannes en Willem Broekhuis waren de nieuwe eigenaars. In 1852 verpachtten de boerderij aan Gerrit van Zuuk. Het was toen 2,14 ha. groot. De ‘kamer’ bleef in gebruik bij Willem Broekhuis. Deze verpachting werd in 1859 – weer voor 6 jaar – verlengd, maar nu met de kamer.
Tussen 1862 en 1873 werden Jan van Putten Tzn (Teuniszoon) en zijn vrouw Fennetje Visch eigenaren. Zij waren in 1862 in Epe getrouwd. Zij zouden omstreeks 1875 het huis in twee wooneenheden splitsen (sectie O 1206 en O 1207), maar dat verviel weer in 1907. Het werd toen weer een wooneenheid, sectie O 1643.
Na zijn overlijden (1907) bewoonde Fennetje met haar zoon Gerrit de boerderij, waar zij 1911 overleed. Gerrit van Putten Jansz, geboren 1871, was ondertussen in 1896 getrouwd met de ruim 14-jaar oudere Gerritje Woolschot, geboren te Zelhem. Het echtpaar kreeg geen kinderen, zodat neef Jan van Putten Jansz, geboren 1903, als minderjarige eigenaar werd. Hij bewoonde de boerderij wellicht pas na zijn huwelijk. Omstreeks 1970 werd het pand verkocht aan J.H. Witteveen & Aaltje Jacoba Vos. Op het terrein werd toen gestart met een land- en tuinbouw mechanisatiebedrijf dat thans door zijn schoonzoon wordt geleid.
Bronnen:
HGA:
-RAV, invnr. 910, fol. 15, 43vso, idem 913, fol. 71vso, idem 914, fol. 95, 148, 167, 190, 195vso en 309vso, idem 920, fol. 5vso.
-Ar. Rekenkamer, invnr. 1367, fol. 19, 42, 163-164, 477.
Website Firma Witteveen.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.