23 sep Laarstraat 19-21
Oude woonplekken in Emst (III):
De verdwenen boerderij Den Begbergen
Auteur:
Evert de Jonge
Publicatie:
Verschenen in Ampt Epe 203, juni 2015
Inhoudsopgave:
Inleiding
Deze aflevering zal, evenals de volgende afleveringen, gaan over boerderijen in de buurtschap Laarstraat. Als eerste behandel ik een verdwenen boerderij waarvan de naam eveneens in de vergetelheid is geraakt. In de negentiende eeuw echter was de boerderij ongetwijfeld bekend bij de inwoners van Emst. Als je namelijk via het zuidwestelijke deel van de Emsterenk (globaal hoek Stationsstraat/Hanendorperweg) naar Epe ging, kon je dat via de Begbergenseweg doen. Ik heb het over de huidige Kerkhofweg; vroeger Begbergenseweg geheten. Daar waar de Kerkhofweg op de Laarstraat uitkomt, stond iets naar het oosten rechts of links van de weg Den Begbergen. Te oordelen naar de situatie van 1832 zou de boerderij in de voortuin van Laarstraat 19 en 21 hebben gestaan. De topografische situatie eind negentiende eeuw geeft echter weer dat de boerderij ten noorden van de Laarstraat stond in het weiland tegenover nummer 19.
Herengoed
Den Begbergen was een zogenaamd herengoed. In de vorige aflevering heb ik de betekenis hiervan al uitgelegd. Het was dus geen herenhuis, maar een goed waarin de heer, i.c. de hertog van Gelre, rechten bezat.
In 1609 werd de boerderij voor het eerst in de akten van de Gelderse Rekenkamer genoemd. De bezitter, Roelof Thonissen, vroeg toen toestemming het te verkopen. Vier jaar later wisselde het goed alweer van eigenaar. Jacob Gaerts werd de nieuwe bezitter en na zijn dood zijn oudste zoon Henrick Jacobs, ‘ook genaamd Zutphen’. Zijn tweede naam is mogelijk een herkomstnaam; wellicht kwam zijn overleden vader uit die stad.
In 1627 werd Lambert Lamberts Horst bezitter; hij moet al op leeftijd zijn geweest en was afkomstig uit de nabijgelegen, gelijknamige buurtschap Horst. Om welke reden dan ook had hij aan twee van zijn zonen de voornaam Lambert meegegeven, zodat bij zijn overlijden in 1633 er twee erfgenamen met dezelfde naam waren.
Nadat decennia de twee Lamberts – de een overleed al jong – en hun kinderen het goed gezamenlijk in bezit hadden, werd door koop en erfenis uiteindelijk Jan Lamberts Horst, zoon van de oudste Lambert, in 1665 alleenbezitter. In dat jaar vroeg en kreeg hij toestemming diverse bomen op het erf te kappen om het huis te renoveren. Mogelijk heeft hij zich daarbij overvraagd, want zowel in 1674 als in 1678 had hij schulden, zodat hij gedwongen was een hypotheek op de boerderij te leggen en een deel van de landerijen te verpanden. Gelukkig kwam hij erbovenop. In 1719 bleek hij te zijn overleden, want toen kreeg zijn zoon Lambert Jans Horst investituur.
Patriciërs
In 1719 werd Anthonis Johannis Persoon op zeer jeugdige leeftijd eigenaar van het goed. Hij was een zoon van de Deventer predikant Adam Persoon en Christina Margaretha Nuck. Zijn moeder was een telg uit een puissant rijk geslacht dat overal op de Noord-Veluwe huizen, boerderijen en land bezat, zoals in Tongeren.
Persoon promoveerde in 1724 in de rechten en werd al kort daarna lid van de Deventer magistraat. In 1725 trouwde hij met Henrica Jordens, een telg uit een magistraatsfamilie.
Persoon kocht Den Begbergen als belegging. Ook De Oosterhoff in Vembde en De Quickborn in Epe waren zijn eigendom. Mogelijk woonde de familie in de zomer in het laatstgenoemde huis als de Deventer magistraat met reces was. Na zijn overlijden in 1763 werd zijn zoon Adam eigenaar van de Eper goederen. Deze was eveneens jurist en oefende de functies uit van gemeensman (kiesman van de magistraatsleden) in Deventer, schepen van Het Loo en schout van Colmschate. Hij trouwde 1748 met Anna Suzanna ten Brink, eveneens uit een Deventer patriciërsfamilie.
Adam bezat Den Begbergen schijnbaar niet alleen, want in 1771 verkocht hij zijn deel aan zijn zuster Hendrica en haar man Jan Hendrik IJssel Focking. Dit echtpaar zou ruim dertig jaar bezitter blijven.
Op 23 december 1801 lieten mr. Schmauss en mr. Wichering, als executeurs-testamentair van vrouwe Hendrica IJssel Focking geboren Persoon, registreren dat zij op een openbare verkoop d.d. 18 juni 1801 voor 3400 gulden hadden verkocht aan Peter Herms: de erven Den Begbergen en De Visch met hun hoge en lage landerijen, opgaande bomen en akkermaalsbos en verder houtgewas, gelegen te Emst en Westendorp aan de Laarstrate, met enig hooi- en weiland in Emsterbroek, voorts land in Heerde en Wapenvelderbroek, in pacht bij Hendrik Lamberts Witteveen. Tevens werd aangetekend dat op Den Begbergen grondbelasting werd geheven ad 14 gulden, 14 stuivers en 12 penningen; en ook dat de pastorie van Vaassen elk jaar een gulden en 12 stuivers kreeg. Het huis moest schoorsteengeld voor twee schoorstenen en tot slot 36 garven rogge aan de koster afdragen.
Familie Brummel
Na een eeuw in handen te zijn geweest van een patriciërsfamilie werd Den Begbergen weer eigendom van een ‘gewone’ boerenfamilie. De nieuwe eigenaar Peter Herms was weduwnaar van Zwaantje Helmigs. Om de aankoop te bekostigen zou hij hun helft van Keijsersgoed of Bijsterboch voor 500 gulden verkopen, samen met Aart Gijsberts (Visch), getrouwd met Cornelisjen Peters, Aert Driesen Visch, getrouwd met Hermptjen Peters, en Egbertjen Berends, ongehuwde meerderjarige dochter van Berent Jansen, en wel aan het echtpaar Hendrik Arends Wijnnen en Harmanna Cop. Peter had dus het geld dat stak in Keijsersgoed, waarvan zijn (klein)kinderen een aandeel bezaten, nodig om de aankoop te bekostigen. Toch moet hij goed in de slappe was hebben gezeten, want op 16 februari 1802 kocht hij van Peter Gerrits van Putten, weduwnaar van Berendina Gerrits, en diens meerderjarige kinderen 5 schepel zaailand met holtgewas, genaamd De Halve Vijgencamp, aan de Emsterenk en Vaassenseweg, voor 160 gulden. De twee aankopen zijn op zijn minst opmerkelijk, want Peter was bij de aankoop al minstens 80 jaar oud!
Den Begbergen zou kort na 1802 vererven op de al genoemde dochter Cornelisje (geb. 1744), eerder (1769) getrouwd met Willem Lamberts Brummel, die al zo’n dertig jaar overleden was. Uit hun huwelijk hadden zij weliswaar zeven dochters, maar zoon Peter Willems Brummel (geb. 1773) erfde Den Begbergen.
Het kadaster meldt hem in 1832 als eigenaar; het huis met erf was toen 42 aren groot. Peter was in 1808 met Egbertje ten Hove (ook wel Smit) getrouwd die hem zou overleven. Zij werd na zijn overlijden (1844) in het kadaster als eigenaresse geregistreerd van zowel Den Begbergen (sectie O 358) als de landerijen, waaronder het ertegenover gelegen weiland (sectie O 488). Toen hun zoon Willem Brummel (geb. 1809) trouwde in 1846, werd hij de nieuwe eigenaar. Zijn vrouw was Jacomina Broekhuis (geb. 1820), dochter van klompenmaker Rijk Broekhuis en Evertje Hagedoorn. Het echtpaar boerde tot diep in de negentiende eeuw op Den Begbergen. Na Willems overlijden (1886) volgde als vanzelfsprekend zijn zoon Rik Brummel hem op. Deze was in 1853 geboren; ook hij trouwde met een boerendochter: Geertrui van Huffelen (geb. 1856), geboren in het gezin van Derk van Huffelen en Janna Jonker.
Rik en Geertrui zouden het huis uitbreiden door er een kookhuis naast te bouwen. Het erf was en bleef al die tijd 42 are groot.
Afbraak en nieuwbouw
In 1923 meldde het kadaster een nieuwe eigenaar: Rik Brummel Rikszn., zoon van de vorige eigenaren. Deze in 1897 geboren Brummel was kort daarvoor, in 1922, ook met een Van Huffelen getrouwd: Janna (geb. 1901), dochter van Jan van Huffelen, landbouwer, en Maria Johanna Vorsthof. Zij zouden ruim een halve eeuw op Den Begbergen wonen, maar slechts een deel daarvan op de oorspronkelijke boerderij, want in 1940 werd deze gesloopt. Tegelijk werd er op de al genoemde sectie O 488 nieuwbouw gepleegd. Daar verrees een boerderij met kookhuis. Vijfenveertig jaar later zou ook deze boerderij worden gesloopt om nieuwbouw mogelijk te maken, waarbij het huidige huis op de hoek van de Laarstraat/Kerkhofweg (nummer 21) verrees. Eerder was al nieuwbouw gepleegd ten oosten ervan (Laarstraat 19).
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.