Ontstaansgeschiedenis: overzicht

Ontstaansgeschiedenis: overzicht

Van buurtschap naar dorp: Emst 150 jaar (1866-2016)

Inhoudsopgave:

    Auteur: Evert de Jonge
    Publicatie: Verschenen in Ampt Epe 209, september 2016

    Inleiding

    Dit jaar vieren we dat het dorp Emst 150 jaar oud is. De plaats Emst is weliswaar ouder, maar het was voor 1866 een buurtschap die in de middeleeuwen bekendstond als ‘De buur(t)schap van Emst en Westendorp’ die bestuurlijk en kerkelijk viel onder het schoutambt, de ‘voorloper’ van de huidige gemeente Epe. Waarom spreken we pas vanaf 1866 over het dorp Emst?

    Volgens de definitie(s) is een dorp een plaats die kleiner is dan een stad, maar groter dan een buurtschap. Ook heeft een dorp een (dorps)bestuur en/of vormde het een kerkelijke gemeente. Emst voldeed tot 1866 niet aan deze definitie. Het had wel een bestuursvorm, maar die gold voor de buurtschap. Pas toen in Emst een eigen kerk werd gebouwd, die in september 1866 in gebruik werd genomen, voldeed Emst aan een van de kenmerken. De buurtschap Emst promoveerde toen dus naar (kerk)dorp. Wat ging hieraan vooraf?

    kaart Gemeenteatlas Kuyper 1866
    Op de kaartjes uit de Gemeenteatlas van Kuyper, 1866, is in de kadastrale gemeente Epe(-Oene) Emst nog niet als dorp geclassificeerd. In kleur is de omvang van de Emsterenk aangegeven. Westwaarts van deze enk lagen de woeste gronden van ‘De buurtschap van Emst en Westendorp’ die zich tot Gortel uitstrekten. Ter vergelijking is (gearceerd) de Dijkhuizerenk aangegeven, die weliswaar beduidend kleiner was, maar meer de omvang had van een doorsnee-enk. Deze vergelijking maakt duidelijk hoe groot de Emsterenk was. Bron: J. Kuyper, ‘Gemeenteatlas van de provincie Gelderland 1866’ (Leeuwarden z.j., herdruk Groningen 1988).

    De buurschap van Emst en Westendorp

    In de dertiende eeuw, of wellicht eerder, vormden zich in vooral Oost-Nederland steeds meer buurschappen, zoals ook ‘De buurschap Emst’, later ‘De buurschap Emst en Westendorp’ genoemd. Een buurschap, ook wel boerschap, was een naam voor een gemeenschap die via bepalingen zaken regelde, zoals gebruik van woeste gronden en enken, weg- en wateronderhoud. Later evolueerde de naam buurschap naar buurtschap. (In dit verhaal wordt voor het gemak de t gebruikt.)

    Deze buurtschappen – ook wel marken genaamd – hadden een bestuur in de vorm van een boerscholt (buur(t)schout) die, bijgestaan door enkele gezworenen, jaarlijks de buurspraak (vergadering) voorzat.

    De buurschap Emst en Westendorp’ omvatte in de eerste plaats een van de grootste enken van Nederland, namelijk de Emsterenk, het gebied tussen ruwweg de Stationsweg – Spoorstraat – Korteweg – Vijgenkampsweg – Westendorperweg – Korte Laarstraat – Laarstraat – Heemhoeveweg – Woesterweg – Oranjeweg – Hogeweg – Stationsweg. Nabij de Laarstraat was er nog een uitstulping (Het Muggenveld).

    De enk was omgeven door een (enk)wal met gracht die begroeid was met struiken en bomen. Hierdoor werd wild uit de enk geweerd. Buiten de Emsterenk lagen de woeste gronden die eigendom waren van ‘De buurschap Emst en Westendorp’. Het omvatte globaal al het gebied ten zuiden van Wissel en Zuuk, ten noorden van Vaassen, ten oosten van het Kroondomein en ten westen van Nijbroek. In feite een grote kring rond de Emsterenk.

    De bezitters van de woeste gronden waren de grondbezittende inwoners van de buurtschap. Oorspronkelijk werd deze groep gevormd door (grotere) boeren en hun nakomelingen (buren en erfgenamen, zoals ze werden genoemd), maar ook nieuwkomers die voldoende land verwierven, waren lid van de buurtschap.

    In het omschreven gebied lagen diverse minibuurtschappen. In de eerste plaats de buurtschap Emst zelf, dat verwarrend meestal Emsterenk werd genoemd; globaal de huidige Stationsweg. Daar lag ook nog de (Emster) Heegde (nabij de Stroeteweg) en zuidelijk het Smallert. De buurtschap Westendorp is een vreemde eend in de bijt. Deze lag niet in het westen van de buurtschap, maar in het noorden en midden van de Emsterenk, dus waar de Westendorperweg ligt. Een kern is daar niet goed aan te wijzen. In het zuidoosten van de enk lag nog de Loobrinck (nabij de hoek Brinkerweg/Schobbertsweg). Echt buiten de Emsterenk lagen Gortel, Schaveren, Laarstraat, Emsterbroek, het Hul en de Kiefkamp.

    Grenzend aan de Emsterenk ontstond in de achttiende eeuw de Achterenk (aan de huidige gelijknamige weg), in de negentiende eeuw Bloemendaal en het Hanendorp en in de twintigste eeuw het Oranjeveld.

    De buiten de Emsterenk gelegen minibuurten, maar ook wel individuele boerderijen, waren merendeels omgeven door een eigen (huis)enk of wildwal. In Gortel is dat deels herkenbaar. Ook is op sommige plekken nog een restant van de Emsterenkwal te herkennen, zoals bij de Muggenveldweg.

    Ontwikkelingen 16e -18e eeuw

    In 1526 werd er een veetelling gehouden. In de buurtschap woonden toen 59 veebezitters, zodat het aantal inwoners ongeveer 350 bedroeg. De meesten van hen hadden nog geen vaste achternaam. Wie dat al wel had, was Henrick Pijckeren, die 6 paarden, 9 koeien, 13 pinken, 4 varkens en 100 schapen bezat. Hij was een voorvader van de gelijknamige familie van wie er nog een aantal in Emst woont. Ook de naam Bos(ch) kwam in 1526 al voor, maar een verbinding met de huidige Emster ‘Bossen’ is niet gelegd. Tot slot woonden er personen met de naam Haverkamp.

    In 1660 telde Emst zo’n 96 boerderijen en molens, met geschat 507 inwoners. De belangrijkste bron van bestaan was in die tijd nog ongewijzigd de landbouw, maar door de opkomst van de papiernijverheid verrezen in Emst enkele waterpapiermolens. Naast verbouw van vooral gerst was de teelt van hop belangrijk. Dit vond vooral plaats op de Emsterenk. Hiermee was Emst het centrum van de Oost-Nederlandse hopteelt. Naast de opvallende hopvelden – hop groeit wel tot 3 meter hoog – kenmerkte zich deze vorm van landbouw door de hopeest, een gebouwtje waarin de hop na de oogst te drogen werd gelegd. Emst zal er zeker zo’n 25 hebben gehad, maar helaas bleef er niet één bewaard. Tot slot had Emst in de zeventiende-achttiende eeuw zijn eigen brouwerij aan de Stationsweg. In Emst woonden opvallend veel wagenmannen, dus vervoerders. Zij brachten lompen naar de papiermolens en vervoerden gerst, hop, papier en bier naar de omliggende dorpen en steden. Emst had dus naast de landbouw al een dienstverlenende sector.

    In 1781 kan op grond van een bewaard gebleven heerdstedentelling het aantal huizen in het huidige dorp Emst (dus het gebied van de marke) op circa honderd worden geschat. Dat aantal wijkt nauwelijks af van de situatie in 1666. Uit het eveneens bewaard gebleven rekenboek van de marke is de periode nadien belangrijk. De buren of erfgenamen van de marke besloten kort na 1777 de ambtsjonkers van Epe te verzoeken of men in Emst een school mocht houden. Blijkbaar werd dit toegestaan, want in de genoemde rekening is te lezen dat men naar Voorst ging om daar een onderwijzer te bezoeken en wat later (1780) is er sprake van het maken van banken en het betalen van glazen (ramen) voor de school. Het zal om een bijgebouw of kamer aan een boerderij hebben gehandeld. Mogelijk was dat in het huis van Lubbert ten Holte, want bij hem werd vergaderd over de school, terwijl daar ook de bekendmakingen vanuit Epe (‘kerkespraken‘) plaatsvonden. In 1793 werd er nog flink vertimmerd aan de school.

    De situatie rond 1832

    Toen in 1829 het Griftkanaal gereed was, werd een deel van de noord-zuidhandel er een van west-oost. De kruispunten werden belangrijker, zoals die van de pas laat ontstane Hoofdweg (18e eeuw), Hanendorperweg (begin 19e eeuw) met de wat oudere, bestaande wegen, zoals de Hogeweg, Hezeweg, Brinker Heideweg (nu Oran­je­weg) en Beckbergerweg (nu Kerkhofweg).

    De ontwikkeling van Emst is ook in de gemeentelijke papieren te volgen. Door de gemeente Epe werden de minibuurtschappen in allerlei archiefstukken afzonderlijk aangegeven, maar steeds vaker onder de noemer ‘Emst en Westendorp’. In het begin van de negentiende eeuw verdween Westendorp naar de achtergrond. In een belastinglijst uit 1803 sprak men van ‘De buurtschap Emst’, om vervolgens tot een indeling te komen van de daaronder vallende woonplekken, namelijk de ‘gehug­ten’ Westendorp, Loobrinck, Over de Grift (Emsterbroek), Op het Hul, Emsterenk, Agterenk, Schaveren, Gortel, Laarstraat en Kiefkamp. We mogen hier gerust spreken van de eerste aanzet van een dorpsvorming: Emst als de verzamelnaam voor een aantal gehuchten c.q. buurtschappen.

    De opmars van Emst als dorp is ook te zien in de betekenis die het kreeg toen in 1838 dorpspolders werden opgericht. Alle kerspeldorpen binnen het Polderdistrict Veluwe kregen een eigen dorpspolder, zoals Vaassen, Heerde en dus ook Epe. Opvallend genoeg kreeg deze polder een dubbele naam, namelijk ‘Dorpspolder Epe-Emst’.

    Hoeveel inwoners telde Emst en waar stonden de huizen? Helaas zijn de volkstellingen van de vroege negentiende eeuw van Epe niet bewaard gebleven.

    Op grond van het kadaster – ingesteld 1832 – is wel goed na te gaan waar de boerderijen stonden. (Zie de door mij gemaakte kaart op de vorige bladzijde.)

    Allereerst valt op dat van het Smallert via de Stroeteweg en de Stationsweg de boerderijen in een soort halve cirkel tegen de zuidelijke enkwal van de Emsterenk lagen. De ‘binnenkant’ van deze cirkel heette toen nog de Emsterheegde, een naam die verloren is gegaan. De naam werd ontleend aan de overduidelijke aanwezigheid van (kleine) bossen.

    De tweede groep bewoning is te vinden aan de Achterenkweg.

    door de auteur gemaakte kaart
    Deze door de auteur gemaakte kaart geeft de situatie van 1832 weer en de veranderingen tot ongeveer 1880. De zwarte blokjes zijn de boerderijen die in 1832 in de omgeving van de ‘kern’ van Emst stonden. De rode blokjes zijn huizen/boerderijen, school en kerk, allemaal gebouwd na 1832. In feite was er in 1832 lintbebouwing langs de Stroeteweg-Stationsweg en langs de Achterenkweg. De derde lintbebouwing langs de Hoofdweg zou pas na 1900 ontstaan en werd bepalend voor het imago van Emst. Overige kleuren: geel = landbouwgebied; groen = bosjes, houtwallen; bruin = heide; blauw = watertjes. Arcering: Later ontstane deel Hanendorperweg, idem Stroeteweg en Ds. Van Rijnstraat.

    De groei naar en van een dorp

    In de tweede helft van de negentiende eeuw zou Nederland een enorme ontwikkeling meemaken. De agrarische samenleving veranderde langzaam in een industriële samenleving. Er verrezen fabrieken, spoorlijnen werden aangelegd en aan het eind van de eeuw tuften de eerste auto’s over de grintwegen.

    Voor Emst zou in eerste instantie de Markenwet van 1837 de grootste verandering teweegbrengen. De eeuwenoude methodiek van landbouw voldeed niet meer, zodat vanuit Den Haag de opheffing van de marken werd bespoedigd. De grondgedachte werd dat de woeste gronden werden verdeeld onder de leden van de marke. In Emst werd hier voor het eerst in 1846 werk van gemaakt. In dat jaar werd er vergaderd door ‘de commissie’, enkele leden van de marke die belast waren met het voorbereiden van de markenverdeling. Deze commissie liet in 1852 tekeningen maken, daarna volgde een indeling in percelen. Voor de verdeling, maar ook wel voor verkoop van grond, werd een boekhouder aangesteld: Jan van Westerveld, die eerder boerscholt was.

    Tussen 1852 en 1870 werd de markenverdeling grotendeels voltooid. Regelmatig overleg was daarbij aan de orde. Voor Emst vond dat in eerste instantie plaats op een onbekende plek. Wellicht gebruikte men de school; zeker één keer wordt melding gemaakt van verteringen aldaar. Later zal men vergaderd hebben in de winkel annex café van Wouter Tellegen. Hij was oorspronkelijk papiermakersknecht. Omstreeks 1840 lieten hij en zijn vrouw een woning/winkel bouwen op een stukje heide op de hoek van de Hoofdweg/Stationsweg, waar nu nieuwbouw staat.

    In deze periode moet de al bestaande Stationsweg een betere aansluiting met de Agterenk hebben gekregen (het eerste deel van de Hanendorperweg; zie arcering). Door de verdeling van de markengronden verrezen hier en daar nieuwe boerderijen, zoals in het Hanendorp, zodat de bevolking in Emst groeide. De behoefte ontstond een eigen kerk te hebben. Die verrees er dan ook in 1866. (Hierover gaat het volgende artikel.)

    Kaart Emsterenk
    Kaart Emsterenk: Tussen 1885 en 1925 werden topografische kaarten van Nederland gemaakt ten behoeve van Defensie. Op kaart 374 wordt het gebied tussen Vaassen en Epe weergegeven (hierboven voor de duidelijkheid slechts een deel weergegeven). De grote witte vlek is de Emsterenk, met daaromheen de buurtschappen. De kaart werd tussen 1865 en 1871 verkend, herzien in 1886 en in 1907 nogmaals herzien. De Hoofdweg en spoorlijn doorkruisen de enk; de school, de kerk en het station zijn ingetekend, nog steeds zijn er weinig huizen, laat staan een kern. Bron: Streekarchief Epe Hattem Heerde, kaartencollectie.

    Nabij de kerk stond de school. Voor zowel het schoolhoofd als de dominee verrezen huizen, zodat Emst nu een kleine kern had: het kruispunt met de kerk, school en winkel/café. Opvallend is dat de verdere ontwikkeling van deze kern tot een centrumfunctie, dus de vestiging van meer winkeliers en handwerkslieden, zich niet voordeed. De oorzaak hiervan was dat de buurtschappen die nu tot het dorp Emst werden gerekend, grotendeels georiënteerd bleven op Epe of Vaassen. Daar vond men wagenmakers en smeden, kuipers en meer horeca. Ook trokken de wekelijkse markten de mensen (nog steeds) aan.

    Ook in de bouw van nieuwe huizen (boerderijen) tussen 1850 en 1900 nabij de ‘kern’ zien we een bevestiging van dit beeld. Ze werden weliswaar deels aan de Hoofdweg en Stationsweg gebouwd, maar niet in de kern. Het waren er ook niet veel: drie aan de noordelijke Hoofdweg, drie aan de Stationsweg en twee aan de Achterenkweg. De komst van het spoor en de bouw van een windmolen veranderden het beeld evenmin.

    Na 1900 zou het aantal woningen aan de Hoofdweg toenemen. Hierdoor kreeg Emst een lintbebouwing, maar dat is eigenlijk een term voor een verveendersdorp. Beter is het voor een dergelijke bouw de minder bekende uitdrukking ‘weg­dorp’ te gebruiken.

    Samenvatting

    Emst als woonplek is eeuwenoud, maar als dorp ‘slechts’ 150 jaar. Emst was binnen het kerspeldorp Epe een van de belangrijke en grotere buurtschappen, dat naast de landbouw met de hopteelt en (papier)molens een zekere economische betekenis had. In het midden van de negentiende eeuw zou de markenverdeling leiden tot de groei van de bevolking en de behoefte aan een eigen kerk. Nadien ontstond er een kern rond de in 1866 gebouwde kerk. De daaruit voorvloeiende promotie tot dorp was het logische gevolg van een eerder ingezet proces. Nadien zouden steeds meer huizen worden gebouwd, vooral langs de belangrijkste (Hoofd)weg, en dat leidde tot de nog steeds herkenbare lintbebouwing.

    Bronnen

    Gelders Archief:
    -Archief marken en maalschappen, invnr. 250.
    -Polderdistrict Veluwe, invnr. 192.
    Streekarchief Epe Hattem Heerde:
    -Oud-archief gemeente Epe, invnr. 54 en 56.
    -Kadaster Epe-Oene.

    Literatuur

    H.B. Demoed, Mandegoed schandegoed: een historisch-geografische beschouwing van de markeverdelingen in Oost-Nederland in de 19e eeuw (Zutphen 1987).
    de Jonge (red.), Veluws water: tien eeuwen waterbeheer op de Veluwe (Utrecht 2007).
    Idem, ‘De marken op de Veluwe’, Nieuwsbulletin Felua XXVII, nr. 3-4 (december 2013).
    Geen reactie's

    Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.