Oranjeweg 63 (A)

Oranjeweg 63 (A)

Oranjeweg 63 (A):
O 127

Auteur:
Evert de Jonge

Inhoudsopgave:

    Inleiding

    In Emst lagen diverse zogenaamde herengoederen. De bezitter diende bij de Gelderse Rekenkamer aparte rechtshandelingen voor dat bezit te verrichten. Bij de instelling van het Bataafse-Republiek in 1795 werd dit afgeschaft. Ook deze boerderij had ooit verplichtingen aan de heer van het land i.c. de hertog van Gelre, die op de Veluwe van circa 800 herengoederen zogenaamd herengeld ontving.

    De geschiedenis van deze boerderij is er niet een van een verdwenen boerderij, maar van een pand dat opging in een andere boerderij: Oranjeweg 63.

    Zwakke overheid?

    Oranjeweg 63a-1
    Oranjeweg 63 A

    In 1607 verrichtte Henrick Gerritsz ‘te Schafferden‘ de eerste rechtshandeling voor dit herengoed. Uit een latere akte was het goed eerder in bezit was van Bernt en Toenis Henrix en nog eerder van Gerrit Ricxen en Jan Reijners.

    Henrick was in 1609 te Epe getrouwd met Aelchen Gerrits. Bij de doop van een kind op 9 december 1610 werd aangetekend, dat de moeder in het kraambed was overleden. In 1611 hertrouwde hij met Maria Essen, dochter van Esse Wolters, bij wie hij een zoon Gerrit kreeg die in 1613 werd gedoopt.

    In het verpondingsregister van 1648, ambt Epe, Schaveren werd zijn bezit als volgt omschreven:

     

    ‘Henrick Gerrits huijs en de hof groot een schepel ad 5 ggl. (goudgulden) 2 mudde seijlants van 4e gerve, tientbaar aan de Heer van Cannenborch,  2,5 mergen (morgen) weijers à 2 gld. de morgen, 2,5 mergen hoijlants int Emsterbroeck ende Oen, ad 3 gld. de morgen. Belast met 2 gld en 19 st(uivers) heerengelt mettens 6 jarige opruckingen (de verplichte rechtshandelingen) en 14 stv. thins. Cornelis (dit moet zijn Gerrit) Henrics de soon pachter.’

     

    Hendrick overleed tussen 1650 en 1655. In laatstgenoemd jaar verklaarde zijn zoon Gerrit Henricks Schafferden, dat hij de boerderij en landerijen had geërfd. Dit werd door de Rekenkamer geregistreerd. Gerrit onttrok zich daarna aan zijn verplichting om elke zes jaar bij de Rekenkamer een rechtshandeling te verrichten.

    Gerrit was gehuwd zijn met Henrickien Henrix. Er is weinig van hen bekend. Woonden zij elders en werd de boerderij verhuurd?

    Pas in 1680 zou zijn zoon Jacob Gerritsz op komen dagen bij de Rekenkamer om zich als de nieuwe bezitter te registreren. In een opvolgende akte kreeg hij toestemming enig land te verpanden. Ook hij zou vervolgens de zes jaarlijkse verplichting verwaarlozen om pas in 1702 weer verantwoording bij de Rekenkamer af te leggen.

    Het zich onttrekken van verplichtingen was voor de bezitters van herengoederen vrij algemeen. Via de jaarlijkse herengelden werd toch wel voldaan aan de betalingen, die moesten worden afgedragen. Men nam het ook in Arnhem niet zo nauw met de juridische handelingen.

    Verpandingen

    In 1702 liet Jacob Gerritsz registreren, dat hij de verpanding uit 1680 handhaafde. Het betrof twee akkers op de Emsterenk, genaamd Het Haneweijdje en Het Hondebosch. Met wie hij getrouwd was is niet duidelijk.

    In 1716 bezocht Tijmen Jacobse de Rekenkamer, dit zal Jacob’s zoon zijn geweest. Deze liet ook een verpanding registreren, namelijk van de Vierakker, groot 5 schepel, en nog drie akkers genaamd Kattelbochsackers. Ook in 1723 werd er nog een akker verpand.

    Alle verpandingen betrof landerijen die onder het herengoed vielen.

    Bij verpandingen diende men de Rekenkamer op de hoogte te stellen. De pandnemers hadden hier belang bij.

    Tijmen moet voor 1692 getrouwd zijn met Jantjen Egberts. Zij lieten drie kinderen dopen.

    In 1717 blijkt, dat Tijmen het herengoed niet in bezit had. Zijn oom Henrick Gerrits liet toen registeren, dat hij zich als erfgenaam van zijn broer Jacob Gerrits als bezitter beschouwde. In hetzelfde jaar verkocht Henrick het herengoed i.c. de boerderij aan Jan Driessen (Prijs) & Megteltien Henrix. Lang genoot Jan er niet van, want een jaar later vroeg zij als zijn weduwe toestemming de bomen op het erf te kappen. Mogelijk werd het dak vernieuwd.

    Ruim 40 jaar later kwam de boerderij weer in het nieuws. In 1759 verkochten Megteltien en haar kinderen de boerderij aan Jan Willems Wijnbergen.

    Wijnbergen

    Het eerste wat Jan deed, was een stuk land verpanden. Hij had blijkbaar geld nodig voor de betaling. Er was echter sprake van een gedeeld bezit, want in 1759 verkocht Jan Aarts een stuk land uit het herengoed aan Jan Willems Wijnbergen en diens vrouw Hendrica Lammerts (Kop).

    Jan overleed in 1784. Als naaste buur werd zijn zwager genoemd. Ook Jan Aarts was een aangetrouwd familielid, die in 1793 met zijn vrouw Jannetje Gerrits Kop en haar broer Lammert Gerrits Kop, land verkochten aan de weduwe Hendrica Lammers Kop. In 1795 werden door de familie Kop en de kerk van Apeldoorn, een vierde part van het herengoed i.c. de boerderij verkocht aan de weduwe Wijnbergen en haar zoon Willem. Hoe de kerk van Apeldoorn aan zijn aandeel kwam, is niet duidelijk. Überhaupt was er dus nooit, althans tot 1795, één bezitter van het herengoed geweest.

    Negentiende eeuw

    In 1804 trouwden in Epe Willem Jans Wijnbergen en Gerritje Dries Visch. Toen op 30-5-1805 de boedel van zijn ouders werd verdeeld, kreeg Willem de boerderij in eigendom. In het kadaster van 1832 werd hij dan ook als bezitter van O 127 genoteerd.

    In 1837 werd de boerderij verkocht aan Albert Beekhuis. In de omschrijving was sprake van een karremansplaats in Schaveren, met diverse landerijen, groot 3,7 ha. De aankoopprijs bedroeg fl. 1100.

    Na zijn overlijden vererfde de boerderij op de zoon Hendrik Beekhuis Azn.

    In 1888 werd het geheel verkocht aan Lucas Veldhuis Derksz, die meer bezittingen had in Hanendorp en Schaveren. Tien jaar later werd de boerderij weer verkocht.

    van Westerveld

    In 1898 werd het echtpaar Gerrit van Westerveld & Egbertje Krijgsman eigenaren. Zij waren in 1871 te Epe in het huwelijk getreden, hij als zoon van Jan Westerveld & Jana Krijgsman, zij was een dochter van Lubbert Krijgsman & Lubbertje Brummel. Nog in het aankoopjaar overleed Gerrit.

    Egbertje en haar oudste zoon Jan lieten de boerderij in 1900 slopen, waarna de ondergrond als erf werd geregistreerd, al duurde dat maar een jaar. Vervolgens werd het bouwland, perceel O 1611, waarop weer een huis werd gebouwd. Ook dat werd samengevoegd met perceel O 1623, waarop ook een huis stond. O 1611 werd zodoende een onderdeel van het oudste huis van Emst, Oranjeweg 63. De geschiedenis van die boerderij is eveneens op de website te vinden.

    Bronnen

    E.de Jonge e.a., De herengoederen op de Veluwe (5 dl.) (Barneveld 1990-1995), deel 4, nummer 520.
    Streekarchief Epe: kadaster.
    Geen reactie's

    Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.