14 feb Oranjeweg 69(A)
Oranjeweg 69 (A)
O 145
Erf te Schaveren
Auteur:
Evert de Jonge
Inhoudsopgave:
Het Feithenhof
Al voor 1700 hadden aanzienlijke families, zoals Van Dompseler, Van Ommeren en Hegeman, onroerend goed in bezit in het schoutambt Epe. Hoe ze dat hebben verworven kan door gebrek aan bronnen niet worden aangetoond, al is het opmerkelijk dat leden van het oude geslacht Van Emst, die gegoed waren in Dijkhuizen en Emst, in late 15e / vroege 16e eeuw naar Elburg migreerden en daar in het stadsbestuur zaten. Mogelijk dat bezit via vrouwelijke lijn vererfde op de genoemde families en later op de familie Feith. Al de genoemde families behoorden tot het patriciaat en waren bestuurlijk actief in de Veluwse steden, zoals Elburg.
Uit het Verpondingkohier (grondbelasting) blijkt dat Wijnant van Ommeren, burgemeester van Elburg, in 1648 een huis en hof in Vaassen, groot een schepel gezaais, met twee gagelweiden en nog vijf morgen in Emsterbroek, bezat. Uit zijn huwelijk met Eva Warnersen werd in 1635 een dochter Eva van Ommeren geboren, die in trouwde met Dibbolt Feith. Deze was op zijn beurt een zoon van Arnt Feith en Margaretha van Aleman. Ook laatste genoemde had bezit in het ambt Epe, buurtschap Emst.
Eva en Dibbolt kregen meerdere kinderen. In 1665 werd in Elburg hun dochter Maria Catharina Feith gedoopt, zo gezegd in een welgesteld nest. Zij zou tweemaal trouwen. Haar eerste man was Arent Feith, een verre neef, en haar tweede man Gerhard baron Witten. Uit beide huwelijken werden geen kinderen geboren. Maria Catharina overleefde niet alleen haar ouders, maar ook haar broers en zusters, die of ongehuwd bleven of eveneens geen kinderen hadden. Zij erfde dus zowel in de eerste als tweede graad, zodat haar vermogen behoorlijk toenam.
In 1740 werd na haar overlijden haar testament, opgemaakt in 1733, geopend. De erfenis omvatte boerderijen en landerijen in Elburg en omgeving, zoals gezegd ook in Epe, Emst en Vaassen. Alles werd nagelaten aan een te stichten tehuis voor arme oude mensen: dat werd het thans nog bestaande Feithenhof.
In het testament werd ook bepaald dat de leiding werd opgedragen aan de predikanten van Elburg, Doornspijk, Oldebroek en Oosterwolde.
Beheer in handen van rentmeester Feithenhof
Een rentmeester zorgde voor het beheer, terwijl zijn vrouw de dagelijkse gang van zaken in het Feithenhof managede.
De belangrijkste taak van de rentmeester was het beheer en verpachten van de landerijen en boerderijen. Meestal werd er een contract afgesproken voor zes jaar. De pacht werd deels in natura en deels in geld betaald. Ook was er sprake van een zogenaamde toepacht. Het laatste werd als een extraatje beschouwd voor de verpachter, maar het kwam ook wel ten goede aan de rentmeester.
Bij het doornemen van allerlei contracten en aantekeningen van het beheer viel een zaak op: zelden was er sprake van wanbetaling. Indien er een oogst mislukte kreeg de pachter altijd gehoor op zijn verzoek tot vermindering van de jaarlijkse pacht. Dit ademde de geest in van wat Maria Catharina voor ogen had ongetwijfeld voor ogen had.
‘Erfjen tot Schaverden’
In een opgave van de goederen die in 1740 in bezit waren van het Feithenhof werd een ‘erfjen tot Schaverden’ in pacht bij Peter Jansen genoemd. Het in hetzelfde jaar aangelegde pachtboek meldde echter Aelt Peters als pachter. Mogelijk was hij een zoon van Peter. In 1728 trouwde hij met Claesje Willems, geboren in Tongeren.
Aelt en Claesje dienden jaarlijks elf mud half rogge/ half boekweit te leveren aan het Feithenhof naast een geldpacht van 33 gulden. Als toepacht gaf hij een zak aardappels of knollen. Nog in 1765 betaalde hij, waarna zijn weduwe, werd vermeld. Zij zal in 1774 zijn overleden, want in dat jaar werd haar in 1736 geboren zoon Willem Aaltsen als pachter genoemd. In 1780 trouwde hij Jacomina Hendriks, geboren in Heerde. Na haar overlijden hertrouwde hij in 1789 met Willemtje Jans, weduwe van Steven Gerrits.
In 1792 nam Jannis Jansen de pacht over van zijn zwager Willem Aaltsen. Hij was in 1780 getrouwd met diens zuster Aaltje Aalts. Bij de pacht was nu ook het zogenaamde Muiskampje ingesloten.
Volgens de registers werd in 1814 werd Wijndelt Jans van Achteren pachter, maar dat moet zijn Wijndelt van Egteren. Hij was de echtgenoot van Hendrikje van Schaveren, de dochter van Jannis en Aaltje.
Hij pachtte voor 6 jaar pachter voor 34 gulden, zes en een half mud rogge en zes en een half mud boekweit, met als toepacht een paar hoenders.
Hendrikje overleed in 1828, haar man volgde haar in 1856.
Na de zes jaar gaf het echtpaar de pacht op. Opvolgend pachter in 1820 was Christiaan Hofmeyer. Hij moest hier fl. 32 geldpacht en vijf-en-een half mud rogge en vijf-en-een half mud boekweit zaadpacht voor geven. Hij bleef tot 1834 pachter. In dat jaar hij en zijn vrouw Janna Jonker ‘In de Pollen nr. 237’, Oranjeweg 79. Lang boerden zij daar niet want hij overleed 24-7-1835.
In 1834 nam Jan Tijmen van Putten de pacht het over. Hetzelfde jaar trad hij in het huwelijk met Aartje Krijgsman. Zij zouden ruim dertig jaar samen de boerderij runnen. Jan overleed in 1867, waarna zijn weduwe, de pacht overnam. Nog voor 1884 werd haar schoonzoon Jannis Regterschot voor fl. 200 per jaar pachter, maar op dat moment had hij al een schuld van fl. 300 opgebouwd bij Het Feithenhof. Een deel werd kwijtgescholden en verder werd afgesproken dat hij fl. 50 per jaar zou aflossen. Blijkbaar lukte dat, want hij en zijn vrouw, Neeltje van Putten, bleven pachters. In 1898 was zij na zijn overlijden opvolgend pachtster en na haar overlijden in 1912 de kinderen voor fl. 240.
In 1920 werd de in 1876 geboren zoon Jan Regterschot als pachter vermeld voor fl. 340. Hij was ongetrouwd en overleed 1943 in Emst. Vanaf 1926 was de pacht al overgegaan op Lammert Schouten. Hij was landbouwopzichter en getrouwd met Peetje van den Hoorn
De boerderij staat er nog, sterker het is een gemeentelijk monument, al woont er niemand meer in. Ten noorden ervan staat een woonhuis; de huidige Oranjeweg 69.
Wie
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.