18 mei Schobbertsweg 5
De Schobbertsweg 5
M 1007 en 1008
Auteur:
Evert de Jonge
Inhoudsopgave:
Inleiding
De boerderij was van oorsprong een van de vele herengoederen die in Emst lagen. Zo’n herengoed was geen herenboerderij, maar had een relatie met ‘de heer van het land’ anders gezegd de landsheer en dat was in Gelderland de hertog van Gelre. De bezitters moesten jaarlijks een bedrag betalen en eenmaal in de zes jaar in Arnhem een akte over hun bezittersrechten laten opmaken; dat noemde men ‘investiture en oprukking’. In de domeinadministratie is dit van circa 1590 tot 1795 gedocumenteerd.
Nu is deze boerderij ooit gesplitst in twee helften die uiteindelijk weer bij elkaar werden gevoegd. Daarom is voor de duidelijkheid van de geschiedenis een hoofdstukindeling gemaakt:
I: De geschiedenis 16e-18e eeuw
II: Idem van M 1007 tot aan de samenvoeging
III: Idem van M 1008 tot aan de samenvoeging
IV: Idem vanaf de samenvoeging tot een huis
I: De geschiedenis 16e-18e eeuw
Te Westendorp
Midden 16e eeuw was dit herengoed i.c. een boerderij in het bezit van Dries Lubberts, die het naliet aan zijn kleinzoon Dries Everts. Deze verkocht het goed aan Lubbert Egberts, maar zonder toestemming van de Gelderse Rekenkamer (domeinbeheerders) en – wellicht – de overige bezitters. Lubbert vroeg 1607 oprukking voor het goed, evenals in 1613 en 1619. Toen herinnerde de verkoper, Dries Everts, zich in 1623 dat hij vergeten was investiture te vragen bij de Rekenkamer. Na dit te hebben gedaan was hij in feite hersteld in zijn oude rechten, waarna hij samen met zijn vrouw Aeltgen Jans en de overige erfgenamen van grootvader Dries i.c. zijn zusters het herengoed verkochten aan Lambert Lubberts, zeer waarschijnlijk een zoon van de koper anno 1607, en diens vrouw Gijsbertien Jans.
Lambert Lubberts & Gijsbertien Jans bleven tot augustus 1648 in bezit van de boerderij, waarna ze hem overdroegen aan hun zoon Helmich Lamberts ‘te Westendorp’ en diens vrouw Mechteltien Peters. Zij zouden tot kort voor 1682 de bewoners blijven. Mogelijk dat ze in 1669 met een brand geconfronteerd werden, maar het kan ook zijn dat ze eenvoudig de boerderij renoveerden. Een feit is dat ze in dat jaar toestemming kregen van de Rekenkamer de bomen op het erf te kappen om tot herstel over te gaan.
Meerdere bezitters
Vanaf 1682 waren er meerdere bezitters. Een vierde deel vererfde op dochter Geertien Helmichs die in 1668 getrouwd was met Jan Gerrits Brouwer. Zij exploiteerden de Emster brouwerij aan de huidige Stationsweg en verpachtten hun aandeel aan de erfgenamen van Cornelis Nuck. Het handelde hier om een belegging van een rijke familie, die bezit hadden over de hele Noord-Veluwe en voor velen als een bank van lening functioneerde.
Vijf jaar later vroeg broer Peter Helmichs de investituur van de boerderij bij de Rekenkamer, als erfgenaam van zijn ouders. Hij had als oudste zoon recht op de zogenaamde zaalweer (kern van het goed, lees het huis en opstallen, met het erf) en een deel van de landerijen. Hij woonde echter niet in Emst, maar in Elspeet. Mogelijk dat hij en zijn vrouw ‘repatrieerden’ naar Emst wegens het overlijden van zijn broer Decemer Helmigs, die onder andere tynsland bezat in Emst dat op Peter vererfde.
Het zou in 1710 vererven op Peters oudste zoon Evert Peters ‘te Westendorp’ die investiture kreeg. Hij moet na 1722, maar voor 1733, zijn overleden.
In 1738 bleken er meerdere bezitters te zijn, zoals Peter Jansen & Annetje Aalts, Peter Hannessen & Grietje Gerrits, Jan Hannessen & Jennetjen Beerts, Dries Hannessen en Aaltje Hannessen, allen kleinkinderen van Peter Helmigs. Zij verkochten hun aandeel in het herengoed aan medebezitters Helmig Everts, Peter Everts & Jentje Hendriks van Essen, Hermen Willems (ook Everts genoemd) & Janna Aarts van der Mate en Tijmen Peters & Jennigje Everts, kinderen van Evert Peters. De akte maakte melding dat het goed deels herengoed en deels tynsgoed was.
Vergeten registratie
In 1762 herinnerde men zich dat er sprake was van verplichtingen bij de Gelderse Rekenkamer en toog een van hen naar Arnhem, waarna geregistreerd werd dat Peter Everts & Jantje Hendriks van Essen op een eerder tijdstip namelijk na 13-12-1740 de zaalweer en een 4e part verworven hadden van broer Helmich Everts. In een tweede akte werd geregistreerd dat Peter en Jantje ook een 6e deel van broer Hermen Willems alias Everts hadden verworven en tot slot nog een 2/6e deel van Janna Aarts, weduwe van Aart Lubberts, en Peter Aarts & Willemtje Hendriks. Op dat moment was Peter Everts al dood.
Of de telling van al die delen nu klopte? Een feit is dat na een boedelscheiding anno 1762 tussen zijn kinderen en weduwe Jentje Hendriks van Essen, zijn oudste zoon de boerderij erfde: Evert Peters liet dit echter pas in 1774 bij de Rekenkamer registreren. Om zijn broers en zusters uit te kopen leende hij geld bij zijn oom en tante Jacob van Essen & Gerritje Dries. Twee jaar later zou hij weer bij de Rekenkamer aankloppen, nu om toestemming voor het houwen van bomen te krijgen.
Spitsing
Evert trouwde in 1773 te Epe, als wonende in Westendorp, met Aaltje Gerrits, wonende op De Kappert, een boerderij in Eperbroek. Vanaf 1787 verkocht het echtpaar aan diverse partijen stukken land in voornamelijk Emst. De reden was wellicht dat de kinderen jong overleden. Evert overleed in 1788 in Heerde, Aaltje overleed waarschijnlijk in 1791.
Al in de 18e eeuw waren delen van het oorspronkelijk herengoed verkocht via broers en zusters of eerdere bezitters. Dat is te volgen in hoofdstukken II en III.
II: De geschiedenis van M 1007
Van Emst
In hoofdstuk I werd Peter Everts te Westendorp genoemd, getrouwd met Jentje van Essen. Volgens het tynsregister erfde hij naast het herengoed ook tynsland. Vanaf 1741 betaalde hij hiervoor. Een deel daarvan werd in 1775 op naam gezet van
Jan Slijkhuis ‘van de Brink’. Mogelijk was hij ongehuwd en een broer van Egbertje Jans Slijkhuis, die in 1748 te Epe trouwde met Gijsbert Ariens ‘van de Emsterenk’.
Haar man was een telg van een familie die zich zo af en toe Van Emst noemden; de grote vraag is of het afstammelingen van de middeleeuwse adellijke familie Van Emst waren (Zie het verhaal over De Emsterhof).
Gijsbert was op zijn beurt erfgenaam van tynsland dat als volgt ging:
Allereerst was Bessel Reijnts bezitter, daarna na een verdeling Gijsbert Hendriks ‘van de Emsterenk’, toen volgde Arien Hendriks ‘aan de Emsterenk’ en in 1767 Gijsbert Ariens ‘van de Emsterenk’
N.B.: Het betreft deels erfenissen: Gijsbert Hendriks (gedoopt 1684 te Epe), was een broer van Arien Hendriks, getrouwd met Derkje Stevens, de ouders van Gijsbert (gedoopt 1711 te Epe). De beide broers waren weer zonen van Hendrick Ariaans.
Gijsbert erfde echter niet alleen. Zijn broers en zusters droegen in genoemd jaar voor 1216 gulden hun 4/5 deel van een half huis met een hof en hoven, zijnde tynsgoed, waarvan Jan Berents Coopman de wederhelft in bezit had, over. Op het erf stond een turfschuurtje en een korenberg. Als begrenzing werd aangegeven: (O: Heer Haack, Z+W: J.B. Coopman, N: werd niet genoemd. Kopers hadden zelf al een vijfde deel, conform een boedelverdeling d.d. 4-3-1763.
Uit deze akte weten we dat het huis al gesplitst was. In hoofdstuk III komen we hierop terug.
Gijsbert en Egbertje woonden al eerder ‘aan de Emsterenk’, want in het haardstedenregister (belastinglijst) van 1749 werden zij al genoemd.
In 1808 werd de erfenis van Giesbert Ariëns (van Emst) en Egbertje Jans Slijkhuis verdeeld. Als eerste werd genoemd een half huis, met als begrenzing: Oostwaarts de weduwe F.J. Haack, Zuidwaarts de gemene (algemene) dwarsstraat, Westwaarts Jan Brummel en Noordwaarts de erflaters. Verder waren er nog vier percelen zaailand, ongeveer een hectare groot, twee weiden, een perceel hooiland van ongeveer 0,6 hectare en een half bosje. De totale waarde was fl. 1400,= Het halve huis werd toegedeeld aan hun zoon Arien Giesberts (van Emst) en zijn vrouw Grietje Arends Bosch.
Kadaster
Arien Giesberts (van Emst) werd in 1758 gedoopt in Epe en trouwde in 1784 te Epe met Grietje Arends Bosch. In een lijst anno 1808 werd hij als bezitter van land genoemd. Ook registreerde het tynsregister hem als opvolgend tynsbetaler voor het land dat zijn vader voor hem bezat.
Op 12-11-1824 verkocht het echtpaar aan Lammert Wijerts Bosch: de helft van een boerenhuis nr. 297 (de andere helft was van de erfgenamen Jan Brummel), met een zaadberg, schuurtje en varkensschot, met 2 stukken hofland, groot ongeveer 57 roeden aan de Emsterenk (belendingen: G. Noordink/ erven Jan Brummel). Verder hoorde bij de verkoop nog land bij ’t Smallert.
In het aankoopjaar trouwde de nieuwe eigenaar, een zoon van Wijer Jans en Gerrigjen Lamberts, te Epe met Machtelt Hulshof, dochter van Gijsbert Aalberts en Janna Hendriks. De bruidegom was op dat moment 50 en zij 36 jaar oud. De genoemde ouders waren niet aanwezig, want ze waren al overleden. Een jaar later werd hun enig kind geboren die na het overlijden van Lammert en Machtelt de boerderij zou erven. Hij overleed in 1857, zij al in 1846.
Gerritje Bosch, geboren 1825, trad in tegenstelling tot haar ouders jong in het huwelijksbootje. In 1844 gaf zij in Epe het jawoord aan Timen Bosch, zoon van Gerrit Bosch en Geertje Vosselman. In 1846 kochten zij ook de andere helft, maar dat volgt in hoofdstuk III.
III: De geschiedenis van M 1008
Coopman
We vernamen al dat Jan Berents Coopman de wederhelft van de boerderij in bezit had. Coopman is meer dan bekend in Epe. Hij stierf kinderloos en liet onder andere de boerderij De Kolk in Terwolde na aan de NH-kerk in Epe. Over hem is weinig bekend. Wel vond ik dat hij getrouwd was met Gerritje Hermens, die eerder getrouwd was met Bessel Reints. Hem kwamen we als bezitter van tynsland tegen in hoofdstuk II, dat later bij de eigenaren van M 1007 terecht kwam.
Coopman handelde waarschijnlijk in hop en verdiende daar goed mee. Hij en zijn vrouw investeerden hun geld in onroerend goed. Er werd land en enkele boerderijen gekocht, waaronder de Stroete. Mogelijk verwierven zij deze helft ook, echter waterdicht is dat niet. In 1766 leende Cooman 3500 gulden bij de burgermeester van Harderwijk met zijn bezit als onderpand. In de akte werd onder andere genoemd ‘een kamer en half achterhuis met hof aan de Lobrink, met als belending O: Egbert Jans metselaar, Z: de erfgenamen van Jan Teunis en de erfgenamen van Gerritje Hermens, W+N: de gemene Brink.
Eerder, in 1750, had zijn vrouw haar broer en zuster tot erfgenamen benoemd. Haar zuster was getrouwd met Hendrik Gijsberts; wellicht weer familie van de in hoofdstuk II genoemde familie Van Emst.
Jan Berends Coopman overleed in 1776.
Erfenis
Na zijn overlijden volgde een boedelverdeling tussen de diaconie van Epe, als universeel erfgenaam, en de erfgenamen van Gerrigje Hermens, Coopmans al overleden vrouw, namelijk Hermen en Gijsbert Hendrix Pander en de kinderen van Hermen Jans en Geertje Jansen, met name Jacob en Aart Hermens.
Hermen Hendrix Pander, in 1751 te Epe getrouwd met Hermpje Ariaans, kreeg de kamer waar de erflater woonde met de hoven en 2 mud land, verder diverse andere percelen, een weiland aan de Smallert, een groeve en zitplaats in de kerk van Epe en 1 ½ morgen in de Brand, alles in Emst. Met de kamer werd dit deel van de boerderij bedoeld.
Hermpje, de vrouw van Pander, was een dochter van Arien Hendriks en Derkje Stevens, die we in hoofdstuk II al tegen kwamen als bezitters van de ene helft. Zij werd in 1723 te Epe gedoopt.
Op 5-11-1782 werd in het register van bezwaar een akte gemaakt waarin Hermen Pander & Hermpje Ariaans 200 gulden leenden met als onderpand een kamer met een schuur en twee hoven. De belending was O: Haack, W: Cornelis Ariaans, Z: de gemene weg, N: de gemene enk (of brink). N.B. In 1810 werd verklaard dat het was afgelost.
Hermpje overleed in 1795 waarna vader Hermen en zijn kinderen een boedelverdeling maakten. Dirkje, de jongste dochter kreeg een half huis en hof met holtgewas aan de Lobrink, met een akkertje hofland, langs Billertsbosje en een halve morgen hooiland in Emsterbroek in de Brand.
Vader en de oudste dochter Gerritje, getrouwd met Jan (Lamberts) Brummel kregen een kamer en half achterhuis, met een schuur en 2 mud zaailand, een schepel en een weide in pacht bij Jan.
Brummel
In feite nam schoonzoon Jan Brummel de boerderij over, want in 1808 was hij degene die voor het pand belasting afdroeg. Hemen overleed in 1809, 86 jaar oud.
Jan Lamberts Brummel, een zoon van Lambert Willems Brummel en Fijtje Peters, was in 1782 te Epe getrouwd met de dochter van Hermen en Hermpje. Zij kregen twee kinderen, waaronder een zoon Lambert, die in 1792 te Epe werd gedoopt.
Zowel Jan als Geertje overleden in 1810. Ofschoon er geen boedelverdeling werd gevonden werd de boerderij vererfd op hun zoon, die in 1821 hypotheek nam op zijn huis en hof aan de Lobrink. Mogelijk moest hij zijn twee zusters uitkopen. Op 13-9-1829 verklaarde hij dat deze boerderij aangekomen was uit de ouderlijke boedel.
In 1828 trouwde hij te Epe met Hendrikje Bosch, dochter van Gerrit Willems en Hendrikje Weijers. Hij overleed in 1842, de reden voor zijn weduwe om in 1846 de boerderij te verkopen aan Tijmen Bosch, getrouwd met de erfdochter van M 1007.
IV Terug naar een huis
Bosch
Tijmen Bosch en zijn vrouw verkochten in 1865 de beide huizen aan hun zwager en (schoon)zuster Timen van den Burg en Trijntje Bosch.
In 1873 volgde een hermeting van het terrein. Kort daarna werden M 1007 en 1008 beide afgebroken. Op perceel M 1424, een weiland , eveneens gekocht van Bosch, werd een nieuwe boerderij gebouwd dat nummer M 1797 kreeg.
Weer Bosch
In 1892 werd de boerderij verkocht aan Evert Bosch & Evertje Schurink. Zij waren in 1876 te Epe getrouwd. Evert was een zoon van Willem Bosch en Aartje Broekhuis, zij een dochter van Gerrit Schurink en Barta Broekhuis.
Een jaar later stief Evert en werd de boerderij gerund door de weduwe, geholpen door haar drie kinderen. In 1904 volgde een bijbouw en nieuw nummer: M 2626. Na verandering in percelen in 1910, gevolgd in 1911 door de bouw van een stal werd weer hernummerd: M 2725.
In 1915 werd de zoon Mannes Bosch als eigenaar geregistreerd. Hij was dat jaar in Epe getrouwd met Hermina Vorstelman, dochter van Gerrit Vorstelman en Janna Johanna van den Esschert.
In 1940 werd er verbouwd, in 1942 grond geruild met als gevolg weer een nieuw kadastraal nummer: M 3009. In 1955 werden een kookhuis en kippenhok gebouwd.
Na de oorlog werd de zoon Gerrit Bosch, geboren 1932, en zijn vrouw Hendrika Johanna Werler, als eigenaren geregistreerd.
Bronnen
E. de Jonge e.a. (red), De herengoederen op de Veluwe, 5 dl. (Barneveld 1990-1995).
HGA:
-Archief Gelderse Rekenkamer, invnr. 1333, fol. 33, 76, 112, 206vso, 218vso, 228, 231vso en 277vso.
-Rechterlijk archief Veluwe en Veluwezoom, invnr. 914, fol. 255vso, idem 917, fol. 67, idem 919, fol. 237vso, idem 921, fol. 68vso, 82vso, 92vso.
Streekarchief Epe:
-Notarieel archief, invnr. 718, akte 76.
-Kadaster en bouwvergunningen.
Boerderijen en Woonhuizen – Schobbertweg
Schobbertsweg 3
Een van de oudste families in Emst is de familie Vorstelman. Door het wegvallen van de ‘r’ in de naam ontstond tevens de naam Vosselman
Schobbertsweg 5
De boerderij was van oorsprong een van de vele herengoederen.......
Schobbertsweg 7
Het Ponsteensgoed is een van de oudste boerderijen van Emst. De naam zal afgeleid zijn van een van de eerste bezitters.
Schobbertsweg 11
Deze boerderij werd waarschijnlijk eind 18e eeuw gebouwd, maar.......
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.