12 okt Sociaal economische geschiedenis
Sociaal-economische geschiedenis: overzicht
Inhoudsopgave:
Voor 1850
Van de middeleeuwen tot in de 19e eeuw was Emst een landbouwgemeenschap. Alles draaide om de seizoenen: zaaien en oogsten. Vanaf de lente tot het binnenhalen van de laatste oogst in het najaar was men druk, terwijl de wintermaanden bijna alles stil lag.
Oorspronkelijk, voor circa 1350/1400, was dus vrijwel iedereen boer, al was er wel verschil in stand. Er waren horigen en vrije mensen, dat verschil verdween aan het eind van de middeleeuwen. De meeste boeren waren buur, erfgenaam of geërfde in De marke van Emst en Westendorp. Bestuurlijk viel Emst onder het schoutambt Epe, dat weer een onderdeel was van Landdrostambt Veluwe, dat onder het Kwartier van Veluwe viel, een van de vier gebieden van het hertogdom Gelre. Kerkelijk viel men onder Epe.
16e eeuw
Vanaf eind 16e eeuw zijn we beter ingelicht over Emst. Er werden voor de schatting (voorloper onroerendgoedbelasting) 68 huishoudens geteld in Emst en Westendorp. Onder het laatste gebied zal Gortel meegeteld zijn. De inwoners waren zonder uitzondering in de landbouw actief waren, want zelfs de ambachtslieden, zoals de molenaar, schoenmaker of rietdekker, moesten voedsel verbouwen. Een deel van de boeren teelde hop, een ingrediënt voor bier. De oudste berichten hierover dateren uit de 16e eeuw.
17e en 18e eeuw
In 1749 werd de Nederlandse bevolking geregistreerd. In Emst waren de meesten nog steeds boer (41), maar er waren ook timmermannen (3), rietdekkers (2), papiermakers (5), karrenmannen (11), schoenmakers (2), wevers (4), kleermakers (3). Een groot deel van de mannelijke bevolking was dagloner (50); zij werkten bij een grotere boer en hadden zelfs een kleine boerderij, vaak een keuterij genoemd. Tot slot telde men een herbergier in Gortel, zes ‘kapitalisten’ (hadden een bovengemiddeld vermogen), een schoolmeester en een ambtsdienaar (die voor het hele ambt Epe werkte). Opvallend dat er enkelen geen beroep leken te hebben, zoals een paar weduwen, terwijl één vrouw naaister was en één karrenvrouw. In totaal waren er 162 huishoudens, waarvan er enkelen in de papiermolens woonden, of in de kamer (aanbouw boerderij) of een hutje.
De overheersende godsdienst was na de reformatie gereformeerd, wat later Nederlands-hervormd werd genoemd al woonden hier en daar ook katholieken in Emst. Men trok zoals overal op de Oost-Veluwe gemoedelijk met elkaar op. De kinderen gingen vanaf medio midden 18e eeuw naar de bijschool die door de marke werd gebouwd met toestemming van de ambtsjonkers van Epe.
19e eeuw
De 19e eeuw zou veel veranderingen brengen. In 1829 werd het kanaal Apeldoorn-Hattem geopend. Ook in Emst kwam een losplaats bij de Schrobbertsbrug. In deze tijd werden de wegen verbeterd. De belangrijkste weg was tot dan die langs de Grift waarlangs ook de wekelijkse postwagen van Zwolle-Hattem naar Arnhem v.v. reed. Al eerder was de weg die via Het Loo naar Hattem liep belangrijker geworden. In 1836 werd de bijschool opgeheven en kreeg Emst een nieuwe school aan de huidige Stationsweg tegenover Pannekoek. Aan de huidige Hoofdweg bouwde Wolter Tellegen een café annex winkel.
In deze tijd begon ook de opheffing van de Marke van Emst en Westendorp te spelen. Dit zou op termijn tot veranderingen in de landbouw leiden.
De grootste veranderingen in de tweede helft 19e eeuw waren allereerst de promotie van buurtschap(pen) naar dorp. Dat gebeurde toen Emst een eigen dorpskerk kreeg. Er ontstond daar op het kruispunt Hanendorperweg, Hoofdweg en Stationsstraat een klein centrumpje.
Twintig jaar later (1887) volgde de aanleg van de spoorlijn, maar wegens de lijn die de tekenaars trokken van Vaassen naar Epe kwam het station een eind van het nieuwe centrum te liggen, maar dat was slechts een wandeling van zo’n 10-15 minuten.
In deze periode nam het boerenwerk al iets af en er kwam fabriekwerk (fabrieken). Vrouwen gingen werken bij Uthermolen (‘de wattenkaste’), later ook bij de Venz-fabriek die net over de grens in Vaassen lag. Eerder was dat een aardappelzetmeelfabriek. Mannen vonden werk in de steenfabrieken van Welsum of de (ijzer)industrie in Epe en Vaassen.
De Nederlandse industrialisatie startte langzaam, dat kwam deels omdat men nog lang profiteerde van de krachtige windmolens. Ook in Emst werd in 1854 nog een dergelijke molen(s) gebouwd. Toch kam het allemaal goed; zowel in Epe als Vaassen werden allerlei metaalfabrieken gesticht. Wel kwam de klad in de papiermakerij, maar door om te schakelen naar een nieuwe vorm van dienst verlenen i.c. wasserijen bleef er werkgelegenheid bestaan. Het vervoer van was per trein maakte dit mogelijk.
20e eeuw
Aan het begin van de 20e eeuw nam de woningbouw toe. Zowel op de ontgonnen markegronden als de doorgaande straten, zoals de Hoofdweg, verrezen op een zekere afstand van elkaar kleine boerderijen , woonhuizen en een enkele werkplaats. De beroependifferentiatie toont dit ook aan. Emsternaren werkten weliswaar nog voor een groot deel in de landbouw, zowel als boer, landarbeider of dagloner, maar er woonden nu ook fabriekarbeiders, postbodes, spoorwegbeambten, naast gepensioneerde militairen en renteniers. Opvallend is het aantal rietdekkers en klompenmakers. Verder waren er nu ook winkeliers (grutters), een spekslager, bakkers, naast enkele koopmannen en marskramers, kleermakers, schoenmakers, timmerlieden, smeden, onderwijzend personeel naast de dominee en soms een evangelist. Het aantal werkenden in de papierindustrie bleef afnemen.
De komst van vervoer per autobus en (eigen) auto bevorderde de mobiliteit. Wie wilde kon de een dagje naar de grote stad reizen. Langzaam kwam ook het toeristenverkeer (toerisme) op gang. Na de oorlog zette dat door; er verrezen campings en een jeugdherberg, terwijl er gegeten kon worden in een cafetaria en restaurants.
In de jaren vijftig kwam men woningen tekort, reden voor nieuwbouw, waarna de Ds. Van Rijnstraat verscheen. Later werd het dorp aan de westzijde verder uitgebreid zoals aan de Hezeweg en aan het begin van de 21e eeuw realiseerde men het Gelders Kwartier.
De 20e eeuw kenmerkte zich verder als een periode waarin Emst niet alleen uitbreidde, zijn eigen jaarlijkse feestdag (Emsterfeest) kreeg, twee scholen, twee kerken, enkele winkels zag komen, verdwijnen of vernieuwen. Anno 2021 telt het dorp onder andere vier horecaondernemingen, een slagerij en een supermarkt. Verder zijn in het dorp diverse ondernemingen terwijl ook er enkele horecaondernemingen in het buitengebied gevestigd.
De opheffing van het personen – en later ook van het goederen – vervoer per trein, het afsluiten van het kanaal, alles na 1945, leidde niet of nauwelijks tot problemen. Elk uur rijden enkele bussen door het dorp, terwijl de aanleg van de A50 het mogelijk maakt om binnen een uur in Groningen, ‘s Hertogenbosch, Utrecht of Enschede te bereiken. Geen wonder dat de echte Emstenaar nog wel bestaat, maar het aantal ‘allochtonen’ toeneemt, vooral in de buitengebieden. Voor hen allen is Emst een aantrekkelijke woonplaats.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.