Stationsweg 14

Stationsweg 14

Verdwenen boerderij annex smederij

M 919

Auteur:
Evert de Jonge

Inhoudsopgave:

    Inleiding

    Op de website worden alle huizen en boerderijen die in 1832 bij de start van het kadaster werden genoemd behandeld. Een klein deel daarvan is sindsdien verdwenen, meestal door afbraak, waarna op een nabijgelegen perceel nieuwbouw werd gepleegd. Wie komend vanaf het dorp de hoek Stationsweg/ Dwarsweg passeert ziet rechts een weiland waarop een boerderij, later smederij, stond. Gemakshalve is er nummer 14 aan toegekend.

    Op de plek waar nu bomen en struiken staan stond de boerderij/annex smederij

    Herengoed

    In 1607 noteerde de keurmeester van de Veluwe, dat Lubbert Broenisse eigenaar was van een herengoed aan de Emsterenk. Hij woonde daar al eerder, want in de schattingslijst van 1592 werd hij al genoemd als wonende aan de Emsterenk, vlakbij iemand die in de Heegde woonde. Dat klopt met de latere plaatsbepaling, want globaal lag de Emsterheegde iets ten zuidwesten van de Stationsweg 14.

    In 1630 verkocht Lubbert de boerderij aan de broers Henrick en Broenis Jansen, die beiden kinderen hadden, maar die moeten al op leeftijd zijn geweest, want in het vanaf 1605 bewaarde doopboek komen ze niet voor. Henrick vererfde zijn deel aan zijn vermoedelijke dochter Marie Hendricks, dat via haar jong overleden kind vererfde op haar broer Hendrick Hendricks Pikeren. Deze werd in 1637 genoteerd als bezitter van een vierde deel. Via de andere koper van 1630, Broenis, vererfde een helft op diens zoon Jan Broenisse, die 1636 erfde. Dit deel vererfde in 1637 weer op een neef Henrick Willems.

    Al deze snelle opvolgende wisselingen van eigenaren kunnen verklaard worden in veelvuldig sterven als gevolg van de pest die in de periode 1620-1650 geregeld de kop op dook.

    Ten Holte

     

    In 1639 werd Gerrit ten Holthe, junior schout van Epe, na aankoop eigenaar van deze boerderij. Hij werd in het verpondingkohier van 1666 nog als eigenaar genoemd, al was hij toen al gestorven. Op dat moment was Jan Willemsen de pachter. Via Gerrits dochter Bartha, getrouwd met Johan van Ommeren, schout van Barneveld, vererfde de boerderij op haar zoon Ambrosius van Ommeren. Deze was majoor in het Staatse leger en werd 1698 geregistreerd als eigenaar. Hij overleed circa 1711 kinderloos waarna zij broer Willem van Ommeren de nieuwe eigenaar werd. Deze was getrouwd met zijn nicht Anna ten Holthe.

    In 1742 werd hun oudste zoon Egbert Jan van Ommeren, burgermeester van Elburg, geregistreerd als eigenaar. Ook hij had geen nakomelingen zodat zijn neef Egbert van Dompseler, zoon van Wijnand van Ommeren en Johanna Willemina van Ommeren, in 1769 eigenaar werd. Egbert trouwde met Wobbina Josina Julien. Na hun overlijden werd een van de zonen Egbert Jan Willem van Dompseler, wees op 5-jarige leeftijd, de nieuwe eigenaar. Hij trouwde met Dilliana Vos, een dochter van Teunis Vos en Wijnanda Wijnne.

    N.B.: De familie Vos had onder andere in Emst bezittingen.

    Egbert Jan Willem overleed 1838, zijn vrouw een jaar later. Bij de boedelscheiding in 1840 werd hun jongste kind, Hendrik Antonis Petrus van Dompseler, koopman te Elburg, eigenaar.

    Pachters

     

    De families Van Dompseler en Van Ommeren bekleedden in de 18e eeuw diverse bestuursfuncties en woonden in de Veluwse steden. Op hun bezittingen op het platteland woonden pachtboeren.

    In 1763 was Henrick Lubberts Boeve pachter op deze boerderij. Mogelijk hoorde daar ook percelen op de Emsterenk in de Belt, Westerlo en de Leeuwenbomen bij. Zelf was hij geboren in Emsterbroek, op het Hinckel of De Vlekkert, waar zijn vader pachter was. Zelf had Hendrik een boerderij in dit gebied, echter die zouden hij en zijn vrouw, Jentje Dries, in 1769 verkopen aan de al genoemde Egbert van Dompseler. Hendrik moet dus enige tijd twee boerderijen draaiende hebben gehouden, maar hij had toen al meerderjarige kinderen uit een eerder huwelijk.

    Nog in 1769 was Hendrik pachter toen de eigenaar toestemming kreeg bomen op het herengoed te houwen. Mogelijk is er toen nieuwbouw gepleegd.

    Veiling

    Terug naar de eigenaren. In 1846 liet Hendrik Antonis Petrus van Dompseler de boerderij veilen. De nieuwe eigenaren was het echtpaar Harmen van Huffelen & Maria Bosch, die geld leenden om de aankoop te bekostigen.

    Na zeven jaar volgde een ruiling. Deze boerderij kwam daardoor in 1853 in het bezit van Gerrit Visch. Ook hij leende geld met zijn nieuwe bezit als onderpand.

    Na vijf jaar hield hij het voor gezien en werd de boerderij in veiling gebracht, alleen niemand wilde kopen. Een jaar later lukte het wel en in 1859 werd Jacob van Wageningen, smid te Epe, eigenaar.

    Smederij in Emst

     

    Met de komst van Jacob, die brood zag in de opkomst van Emst, werd er een smederij aan de Stationsweg gevestigd. Hij was de ongehuwde in Epe geboren zoon van Lubbertus van Wageningen en Gerharda Maria Brouwer. Zijn vader kwam uit Hattem en was metselaar van beroep, die als weduwnaar in 1841 te Epe hertrouwde met de uit Vaassen afkomstige Maria Florijn. Lubbertus vestigde zich toen met de 14-jarige Jacob in Epe. Daar zal deze het vak van smid hebben geleerd.

    Jacob smeedde het vuur heet gedurende zo’n 17 jaar. In 1876 verkocht hij de boerderij annex smederij aan Arend Bibo, landbouwer in Zuuk. Jacob keerde terug naar Epe waar hij 1898 overleed, 71 jaar oud.

    Bibo liet verbouwen en er volgde een nieuw kadasternummer: M 2072, waarbij het huis en smederij apart werden genoemd. Na zijn overlijden in 1892 werd zijn bezit deels verkocht

    Bosch

    Na de verkoop werden Evert Bosch & Evertje Schurink de nieuwe eigenaren van de boerderij annex smederij. Hij was een zoon van Willem Bosch en Aartje Broekhuis en geboren in Epe. Toen hij in 1876 te Epe trouwde werd in de akte genoemd dat hij en zijn vader rietdekker waren. De bruid, geboren in Oene, was de dochter van landbouwers Gerrit Schurink en Barta Broekhuis. In hun trouwjaar kocht het echtpaar Wiemanstraat 2, dat bleef in hun eigendom, ook na de aankoop van Stationsweg 14. De vraag is dan ook waar zij woonden, zeker omdat zij in 1897 ook de Schobbertweg 5 aankochten.

    In de periode 1876 -1897 veranderde het beroep van Evert. Startend als rietdekker werd hij landbouwer en tot slot koopman. Nog geen jaar na de aankoop van de Schobbertsweg 5 overleed Evert, waarna zijn weduwe en haar kinderen als eigenaren van de panden werden geregistreerd.

    Er werd nog in 1898 gesloopt aan de Stationsweg 14. De boerderij verdween en alleen de smederij bleef overeind staan. Het gedeelte waar het huis stond, werd nu weiland. Mogelijk dat de smederij verhuurd werd, maar wellicht diende het gebouw als stal of opslagplaats.

    Het bedrijfsgebouw kan in 1915 gesloopt zijn, want toen kreeg een van de kinderen van Evert en Evertje, Gerrit Bosch Ezn, toestemming voor de sloop van een pand op M 2334.

    Bronnen

    De herengoederen op de Veluwe, deel 4, nummer 551.
     

    Boerderijen en woonhuizen – Stationsweg

    Geen reactie's

    Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.