26 apr Vaassenseweg 42
De Gelderse Tuin
N 166bis
Auteur:
Evert de Jonge
Inhoudsopgave:
Inleiding
De Gelderse tuin
Horecaondernemingen kregen al vroeg allerlei namen. Een paar voorbeelden: Rode Hert, Gouden Leeuw, de Arend of de Moriaan. In Epe was de bekendste de Prins later De Posthoorn. Emst had in de 18e eeuw De Zwaan. In de 19e eeuw werd de Geldersche Tuin gesticht.
Kroeg
Gerrit Kommer had in 1822 geen waarborg, zodat hij tevergeefs probeerde de boerderij Het Koekkoeksnest in de minibuurtschap ’t Hul te huren. Enkele jaren later lukte het hem aan geld te komen en bouwde hij een eigen onderkomen. De grond waarop gebouwd werd kocht hij in 1827 van de erven Mossink, Vaassen. Toen het kadaster in 1832 in gebruik werd genomen constateerde men direct allerlei niet genummerde huizen en die kregen dan een ‘bis’ nummer. Dat gebeurde dus ook met zijn huis.
Gerrit was geboren in 1790 in Oene als zoon van Lubbert Kommer en Berendje Willems en in 1820 te Epe getrouwd met Jennigje Fiks, dochter van Willem Fiks en Janna Hendriks.
In eerste instantie werden de landbouwactiviteiten gecombineerd met andere werkzaamheden. In 1830 was hij tevens karrenman. Er waren echter grootse plannen waarvan het echtpaar zou profiteren. Koning Willem I, die geregeld op paleis Het Loo resideerde, wilde een snelle verbinding met Hattem. Van daar uit kon hij de boot naar het westen nemen en was dan sneller in Den Haag. Toen de werkzaamheden startten voor een grindweg tussen het paleis en het Noord-Veluwse stadje was dat het moment voor Kommer en zijn vrouw om met een kroeg te starten. Deze kreeg als naam de Geldersche Tuin. Bij goed weer konden de klanten in het ‘Gelders’ zonnetje zitten!
In 1837 overleed Jennigje, hij twee jaar later. In de overlijdensakte werden twee beroepen vermeld.
Het echtpaar werd verder niet aangetroffen in de diverse archivalia, zodat niet duidelijk is wat er met de boerderij gebeurde. Mogelijk is dat de men de boerderij later verkocht aan de grondeigenaren.
Een behoorlijke tijd later; pas in 1777, wordt de boerderij genoemd in de akten. Bij de verkoop van een hoppenhof met de naam Rensters werd genoteerd, dat het gelegen is tussen de erven Hinkel en De Fluyte. De bezitters waren op dat moment Adam Persoon, schout van Colmschate, &, Anna Susanna ten Brink. Zij behoorden tot het Deventer patriciaat en hadden door erfenis meer land en boerderijen in bezit in het schoutambt Epe.
In 1781 verkochten zij De Fluyte voor 1180 gulden aan Garrit Jans van den Muggenberg & Geertruid Franssen. Helaas werd in deze akte geen verdere omschrijving van de boerderij gegeven.
Tot dan waren Gerrit en Geertruid pachters op De Muggenberg in Oene. Zij zouden later in het jaar verhuizen, want in het Heerdstedenregister van 1781 werd Gerrit nog op de Muggenberg aangeslagen voor de belasting op schoorstenen.
Van de nieuwe eigenaren werd geen trouwinschrijving gevonden. Mogelijk kwam het echtpaar van elders. Zij werd enkele keren als getuige bij de doop van kinderen in de RK-kerk op De Oosterhof, Vaassen genoemd. Het echtpaar had een zoon Frans Gerrits, die zou de pacht op de Muggenberg van vader overnemen.
Er werd ruim elf jaar geboerd op De Fluyte. Na het overlijden van zijn vrouw zouden Gerrit en zijn kinderen de boerderij in 1792 verkopen aan Gerrit Gerrits van de Eeckte & Aaltje Lamberts. In de akte werd het omschreven als een huis, schuurtje en hof, met ongeveer drie morgen tiendvrij zaailand met het houtgewas, tevens dat het een allodiaal goed was, dat inhield dat er noch tyns noch horige rechten op rusten.
De nieuwe eigenaren waren in 1796 te Vaassen getrouwd. In de inschrijving werd hij Gaert Gaerts genoemd; blijkbaar woonde hij op De Eekte, dus werd dit toponiem later gebruikt om aan te geven wie hij was. Blijkbaar woonden zie dus niet zelf op De Fluite.
Veiling
In 1839 waren alle kinderen nog minderjarig. Dus werd er een voogd aangesteld.
Op 22-1-1840 werd door Andries Jansen de Weerd, als voogd van de kinderen van Gerrit Kommer bij Jennigje Fiks, een huis en erf, berg en schuur, bouwland, houtgewas, kadastraal genummerd sectie N 156, groot 3,80 roeden, en land N 157, 158, 161, 162, 166, 166bis, 167, 168, met nog een perceel in sectie M 1068. De akte meldde dat het huisje door de ouders gebouwd was op grond aangekocht van de erven Mossink, Vaassen 22-12-1827. Jaarlijks dient fl. 1,50 aan de Buurt van Emst te worden betaald.
Gerrit Kleiboer kocht de boerderij voor zijn schoonzoon Jan van Emst. Nog hetzelfde jaar werd het geheel weer verkocht aan Jannes van Werven. De omschrijving luidde dat het handelde om een huis, erf, berg en schuur, bouw- en weiland, holtgewas, met div. percelen, sectie N 156-169, met een jaarlijkse uitgang voor de Buurt van Emst ad fl. 1,50 en nog een nieuw aangemaakt stuk heide, sectie M 1068, totaal 2,68 bunder.
De nieuwe eigenaar Jannes was net voor een aankoop in het huwelijk getreden. Als zoon van Bartelt van Werven, winkelier, en Hermina Eijkenaers, was hij tot dan toe papiermakersknecht. Hij zag tijdig in dat het emplooi in dat vak af zou nemen. In mei 1840 gaf hij het jawoord aan Gerritje Terwel, dochter van de al overleden Bartus Terwel en Elizabeth Lammers Ledeboer.
Uit diverse akten bleek dat de horeca-activiteiten in de Geldersche Tuin werden voortgezet. De kroeg werd zelfs een herberg. Het echtpaar ‘boerde’ goed, want men kocht diverse huisjes in de omgeving op. Door schulden van klanten?
Gerritje overleed in 1862. Het lijkt erop dat Jannes zijn hand daarna overspeelde.
In 1868 liet Jan Christoffel Heering, ten huize van kastelein Brugwere, De Geldersche Tuin, aan de grintweg Epe-Vaassen, in Emst gelegen, kadastraal bekend als sectie N 156-158, 166, 166 bis (huis en erf), 167-168, 161-162, 235, 236, totaal 2,4 ha. en nog 4 percelen, alles eigendom van Jan van Werven en zijn kinderen bij wijlen Gerritje Terwel, volgens een vordering op geldleningen 1856-1866, via deurwaarder L. Ketel te Apeldoorn, veilen.
Nieuw huis
Voor 2170 gulden werd Gerhardus Jonker de nieuwe eigenaar. Twee jaar later zou Gerhardus, zoon van Hendrik Jonker en (de overleden) Barta Slijkhuis te Epe in het huwelijk treden met Hendrikje Witteveen, dochter van (de overleden) Gerrit Witteveen en Aartje van Lohuizen. Zij allen waren volgens de akte landbouwer(ster).
In 1874 volgde een hermeting omdat het echtpaar een nieuw huis had laten bouwen. Ook volgde een nieuw nummer: N 360 dat al kort daarna N 670 werd. Uit de akten bleek dat Gerhardus zowel boerenknecht als tapper was. We mogen gerust aannemen dat als hij op het land werkte, Hendrikje achter de tap stond. Zij zou in 1884 overlijden. En jaar later, heel gewoon in die tijd, hertrouwde Gerhardus te Epe met Hendrika van Til, dochter van Hendrikus van Til en Janna Jansen.
De herberg moet al eerder gesloten zijn, want in de geboorteakten van de kinderen werd Gerhardus steeds landbouwer genoemd. Was het etablissement niet langer rendabel?
Na het overlijden van vader, 1895, kwam de Geldersche Tuin op naam van een van zijn kinderen te staan. De oudste dochter Aaltje, op dat moment al weduwe van Jan van Huffelen, werd in het kadaster als zodanig geregistreerd.
Van Oene
Aaltje zou in 1896 de boel verkopen. Het kadaster registreerde Harmen Jan van Oene Derksz als de nieuwe eigenaar. Hij was zoon van Derk van Oene en Hermina Bosch, dagloners. De huwelijksakte van 2 mei 1896, Epe, noemde hem winkelier, en zijn bruid Dirkje Jonker, dienstmeid. Zij was een dochter van Jan Jonker en diens overleden vrouw Dirkje Bomhof.
Het meest voor de hand liggend is dat het echtpaar in de Geldersche Tuin een winkel exploiteerden. In 1908 werd er verbouwd, ook in 1921 waarna het een nieuw kadastraal nummer kreeg: N 868.
Hij overleed in 1938, zijn vrouw zou de oorlog nog meemaken om in 1951 de ogen te sluiten.
Beiden waren aanwezig toen in 1921 hun enig kind, Hermina Jacoba van Oene, te Epe in het huwelijk trad met timmerman Anton van Ommen, zoon van Derk van Ommen, eveneens timmerman, en Barbara Poot. Mogelijk woonden zij bij de ouders in at verklaart de verbouwing van 1921.
Nog voor 1938 werd de winkel gesloten en in 1944 werd een deel van het land verkocht en volgde hernummering: N 957.
Na het overlijden van haar ouders werd het echtpaar Van Ommen geregistreerd als eigenaren van de Geldersche Tuin. Omstreeks 1965 werd het pand verkocht aan Gerhardus Johannes Huisman & Antonia Berendina van den Beld.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.