20 apr Vlekkertseveld
Verdwenen boerderij
Vlekkertseveld
K 27
Auteur:
Evert de Jonge
Inhoudsopgave:
Inleiding
In de 17e-18e eeuw werden geregeld personen genoemd als wonende op of bij ‘De Vleckert’, zonder dat er een relatie kon worden gelegd met de gelijknamige boerderij. Uit het onderzoek bleek dat door splitsing van bezit enige tijd sprake was van twee boerderijen De Vleckert. In dit artikel volgen we de hoofdboerderij. Het afgesplitst deel werd later Snorrewind genoemd (Zie: Vlekkertseveld 10-10A)
De Vlekkert is afgebroken. Thans markeren enkele bomen de plek waar deze oude boerderij ooit stond.
Den Vleckert
Het oudste doopboek van Epe bevat een inschrijving van Geertchen, dochter van Werner Gerrits ‘opden Vleckert’, anno 1611. Bijna 10 jaar later werd Griete, dochter van Albert Hermens, ook wonende op de Vlekkert, ingeschreven.
In het verpondingkohier van schoutambt Epe, 1648, wordt gemeld dat Broenis Harms eigenaar is van ‘ huijs en hoft gnt. (genaamd) den Vlecker’, groot 2 spint gezaais en 2,5 morgen hooiland. Er diende een tiend te worden betaald aan de Rekenkamer, terwijl het verpacht was aan Jan Gerrits voor 36 gld. het jaar. Broenis gebruikte zelf het hooiland, dat in Emsterbroek lag. Een later register, 1666, meldt dezelfde situatie.
Zoals vaker woonden eigenaren niet zelf op hun bezit, maar verpachtten het. De reden was dat er nog steeds geen erfdeling had plaats gevonden. Broenis was in 1639 getrouwd met Janneken Wijchmans. Zij woonden overigens in het Vossenbroek, waar tynsland was gekocht van Gosen Willems Camphuijs.
Of hij een zoon was van Hermen Broenis, die rond 1600 grondbelasting betaalde in Emst is onbekend. Het echtpaar lieten een aantal kinderen dopen: Grietgen (1639, Henrik (1641), Gijsbert (1643), Aelbert (1645), Gerrit (1648), Jan (1650), Egbert (1653 en 1654) en Heijltje (1657). Waarschijnlijk overleefden zes kinderen hun ouders, want uit latere akten bleek dat De Vlekkert in zessen was gedeeld. Dat wordt duidelijk uit een drietal akten. In 1686 stelde Jan Broenissen zijn aandeel in het erf tot waarborg ten behoeve van (zijn zwager) Evert Egberts (Bengert). Vier jaar later herhaalde Jan, dan getrouwd met Berentie Jacobs, het nogmaals. De akte meldde dat het om zijn zesde deel handelde. Kort daarna lieten Evert Egberts Bengerts & Geertien Broenis, registreren dat zij hun 6e deel, zoals laatstgenoemde geërfd had van haar vader Broenis Herms, tot onderpand stelden wegens een lening bij Juffrouw Van Allemans, weduwe Feith. De ligging in de akte werd als volgt omschreven: Katerstede de Vlekkert, zijnde een huis, hof, zaai-, hooi- en weiland, O: Nieuwe Wetering, Z: de landheren van Hoege Gerrits, W+N: de gemeente (gemeenschappelijk gronden van de marke).
Er was ook een deel in bezit van broer Henrick Broenis, die het deels erfde, maar ook een deel uit de boedel moet hebben gekocht. Mogelijk was hij de bewoner van boerderij De Vlekkert, want tynsland dat hij bezat was na hem in bezit van zijn zoon Breunis Hendrix ‘opden Vleckert’. Ook kan het zijn dat een derde broer, Gijsbert Broenis, de hoofdbewoner van De Vlekkert, zoals geconcludeerd kan worden uit het tynsregister.
De conclusie uit deze rechtshandelingen is dat De Vlekkert bestond uit twee boerderijen; de hoofdboerderij en de katerstede (zie: Snorrewind).
De Vlekkert(K 27)
Het tynsregister meldt dat Gijsbert Breunis uit het bezit van – zijn vader – Egbert Breunis op de Vlekkert wegens het huis en hof de tyns diende te betalen. In 1727 volgde Jacob Martens ‘van de Vlekkert’, getrouwd met de dochter Grietje Gijsbertsen, hem op als tynsbetaler. Naast De Vlekkert kocht Jacob in 1736 vier mud land op Vlekkertskamp, in 1745 hooiland in Emsterbroek en in 1752 twee morgen hooiland bij ’t Lankmoes. Na het overlijden van zijn vrouw ging Jacob in oktober 1751 een boedelscheiding aan met zijn twee dochters, waarin bepaald werd dat Jacob alle goederen zou houden aangezien de beide dochters al diverse sommen geld wegens de erfenis van hun moeder hadden gekregen. De beide dames kregen nog wel 100 gld. toe.
Onder de boedelscheiding van 1751 tekenden iedereen, behalve Jacob. Hij tekende met zijn handmerk I M (een I was toen identiek aan een J). Dat wil niet zeggen dat hij niet kon lezen en/of schrijven. Handmerken werden tot in de 18e eeuw op het platteland veel gebruikt. Je kon je bezit ermee aanduiden.
Na Jacobs overlijden zouden in 1763 Cars Evertsen & (dochter) Marritje Jacobs en de overige erfgenamen De Vlekkert, aan Ds. Cyriacus Lancelot Wildrik, predikant te Hattem, & Maria Antonia Greve, verkopen. Het omschreven als een plaatsje bestaande uit een huis, berg en verder getimmer, een zaaikampje, gelegen tussen de goederen van Lubbert Boeve en Gerhardus van Laar. Bij de verkoop hoorde ook nog een morgen hooiland in de Brand. De nieuwe eigenaren dienden 1150 gld. neer te tellen voor het plaatsje.
Het Hattemse echtpaar was al eigenaar van de boerderij ’t Hul en zouden er niet zelf gaan wonen. Geld beleggen is van alle tijd.
Uit het huwelijk werden een viertal kinderen geboren, waaronder Petronella Everharda Wildrik (1757-1824), die in 1792 te Nijbroek trouwde met de uit Venlo afkomstige majoor Cornelis Adriaan Schutter (1751-1824). Zij erfde niet alleen ’t Hul, maar ook De Vlekkert. Beide bezittingen zouden vererven op hun dochter Maria Anthonia Schutter (1794-1832) die in 1826 te Epe met de in Wageningen geboren Roelof Lijsen (1799-1852) trouwde. Het echtpaar kreeg drie dochters, waarna zij 1832 overleed. Hij volgde haar twintig jaar later. Beiden overleden op ‘t Hul.
De middelste dochter Cornelis Petronella Lijsen (1829-1885) trouwde met Berend Zwerus (1828-1910), zoon van Arend en Jannetje Kluitenberg. Zowel zij als haar man waren geboren in toenmalige gemeente Vaassen, waar zij ook alle twee overleden. Zij woonden toen op De Geelmolen, waar hij landbouwer was. ‘t Hul werd al voordat zij naar Vaassen vertrokken ca. 1850 verkocht aan Johannes Richard Krepel, ondernemer in Klarenbeek, en zijn vrouw Everdina Hagen.
In 1873 werd de boerderij gesloopt. Ter plaatse werd in het verleden nog wel puin gevonden, ook markeerden enkele bomen de oude woonplek. Thans draagt een huis aan de Nieuwe Wetering de naam van de verdwenen boerderij in de gevel.
Pachters de Vlekkert
Tot nu toe ging het verhaal over de eigenaren van De Vlekkert, van wie we weten dat een aantal er niet woonden. De boerderij zal al midden of wellicht eerder verpacht zijn geweest.
Een vermoedelijke pachter was Hendrick Jansen die in 1741 te Epe trouwde met Aeltje Derks (Brummel). Na haar overlijden zou hij 1754 te Epe hertrouwen met Jannetje Jans (Brummel). Uit het 2e huwelijk werd onder andere een zoon Jannes Hendriks geboren; die kocht later de boerderij Het Wieltje (zie Nieuwe Wetering 89).
Er waren meer kinderen, waaronder Antonie Hendriks die zich Van de Vlekkert zou gaan noemen. Hij was getrouwd met Eva Jans Hartloper, een dochter van een Jan die zijn achternaam kreeg als lopende bode? Ook was er nog een zoon Marten Hendriks, die zich eveneens Van de Vlekkert noemde. Mogelijk volgde deze zijn vader als pachter van de boerderij op. Hij overleed in 1830 ‘op ’t Hul’, een half jaar later dan zijn vrouw Gerritje Kni(e)ppenberg.
Wie na hen pachters zijn geweest is onbekend.
Bronnen:
HGA:
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.