Vossenbroek – 3

Vossenbroek – 3

Ophef om het Vossenbroek (3)

Auteur:
Evert de Jonge

Publicatie:
Verschenen in Ampt Epe 155, februari 2006

Inleiding

In deel 2 vertelde ik over wateroverlast tussen de Grift en de Nieuwe Wetering, waarvan de Emstenaren de Van Steenbergens de schuld gaven. In het derde en laatste deel gaat het eveneens over wateroverlast, maar dan aan de andere kant van het Vos­sen­broek.

Na het tweede proces bleef het tien jaar rustig, maar in 1652 kwam het weer tot botsingen tussen de geërfden en Wijer van Steenbergen.

Nu zag de koperslager zich genoodzaakt een zaak aan te spannen tegen de geërfden van Emst. Het ging over de waterafvoer aan de andere kant van Vossenbroek, daar waar water vanaf de Lobrink richting het Vossenbroek stroomde. Uit de getuigenverklaringen bleek dat vanaf het Keppelsbosch (zie afb. 3) van A via B-C-D-E-I-K-L een afwatering liep, waardoor overtollig water in de Grift stroomde. Tussen 1633 en 1640 hadden de Van Steenbergens om het Vossenbroek een dijk gelegd die dit afwateren hinderde.

Als compromis was na het tweede proces in 1642 een nieuwe afwatering gegraven van A via G-H-I-K-L naar de Grift, zodat de meent (Lobrink?) gevrijwaard werd van teveel water. Volgens afspraak was bij L een sluisje geplaatst dat afgesloten zou worden met twee sloten. De sleutels zouden bewaard worden door Wijer en jonker Van Ysendoorn à Bloijs, zodat er alleen na eendrachtig besluit geopend en gesloten kon worden. Maar de sloten waren nooit aangebracht en dat ging goed, zolang er geen (water)problemen waren.

Vossenbroek - plattegrond
Het Vossenbroek, zoals Nicolaas van Geelkercken het in oktober 1640 tekende. Rechts is het noorden. Ter oriëntatie tekende hij de Lobrink (A), Hinckelsebrug (links midden), de molen van Zuuk (rechts midden). Bij A was het omgeleide beekje, dat via de Klevercamp naar de Grift (B) was omgeleid. Het sluisje tekende hij bij C (ongeveer in het midden bij de Grift), D was de kom en het comkanaal naar de Nieuwe Wetering (volgens Geelkercken via lage en hoge Essertveltien). Links midden was de Wijnbergenweide en het land van Lambert Lubbertsen, de buurscholt, en Egbert Hermsen. Rechtsonder was Esserterve (F). Tevens tekende hij nog de boerderijen Havercamp (midden boven) en rechts daarvan de boerderij Harsseler. Tussen deze boerderijen liep een dijk (E).

Het verhaal herhaalt zich; regelmatig tussen 1642 en 1652 regende het hevig. De nieuwe afwatering kon dan het stromende water niet aan, maar ook in de hoek bij E waren er problemen, dus op de plek van de oude bedding (A-B-C-D-E-I). Verschillende keren daagden de geërfden Wijer voor het jaarlijkse gericht, waarna de drost hem de opdracht gaf zijn dam te openen om voor ontlasting te zorgen. Niets hielp. Er volgde een boete die uiteindelijk opliep op tot 100 herenponden, maar Wijer gaf niet thuis. De kosten voor de Emstenaren waren hoog, in 1646 bedroeg het honorarium voor hun advocaat al 64 pond. Dat alles bleef zonder resultaat.

Kort na 1646 moet er een droge periode zijn geweest, want we vernemen dan even niets van de kwestie. Maar het begint weer te regenen. In 1652 was de maat meer dan vol bij de Emstenaren. Zij schakelden de overpander, Gerhard van Hueckelom, wonende op Huize De Oosterhof te Vaassen, in. Dit was een man die beslissingen durfde te nemen. Hij passeerde alles en iedereen en gaf opdracht de dijk van de Van Steenbergens bij E door te steken, zodat het overtollige zijn weg richting het Vossenbroek vond. Opgelucht kon er adem worden gehaald; het water stroomde zoals van ouds, aldus diverse getuigen. Wijer werd door deze actie voor een voldongen feit gesteld.

Het derde en laatste proces bracht eindelijk een oplossing in de kwestie. Alleen was die anders dan de koperslager in gedachten moet hebben gehad, want hij kreeg dit keer geen gelijk. Het Hof veroordeelde hem tot het verrichten van ‘dusdanige waterwerken’ dat de Emstenaren af waren van hun wateroverlast.

Wijer zag geen oplossing meer. Zijn inspanningen hadden uiteindelijk alleen maar geld gekost. Het Vossenbroek was uiteindelijk noch als weiland, noch als spaarbekken voor een watermolen, geschikt gemaakt. In 1660 was hij nog wel de bezitter, maar de verpondingkohieren vermeldden dat het land meestal onder water stond. Uiteindelijk verkocht Wijer het gebied. Later werd het bezit van de Cannenburg.

Eind 18e eeuw was er even een landgoed Vossenbroek, waar de geschiedenis nog van moet worden onderzocht. Thans is het weer prijs gegeven aan de natuur en stroomt het water als vanouds vrijelijk naar binnen. Niemand maakt zich nu nog druk of het er kort of lang staat.

v
Het Vossenbroek, zoals J. de Vos het in 1652 tekende. Rechts is het noorden. Deze kaart wijkt qua vormgeving af van de twee vorige. Waar Geelkercken de voorkeur gaf aan een meer natuurlijke benadering, koos Vos voor een meer stilistische weergave. Boven midden is Keppelsbos waar van a via b, c, d, e, i, k en l het afwateringetje liep, dat door de meente (Lobrink) over f, g naar i werd omgeleid. Bij e verzamelde zich nu teveel water, aldus de Emstenaren. De molen die op de vorige kaarten in het noordelijke deel van Vossenbroek stond, blijkt volgens Vos meer in het zuidelijke deel te staan. Hij noemde de boerderij Havercamp 'hofstede van t Vossen(broek)' (midden). De dikke lijn die om het Vossenbroek is getekend is de dijk.

Conclusie

De strijd tussen de geërfden van Emst en de vroeg-industriële ondernemers, de koperslagersfamilie Van Steenbergen, is een voorbeeld van spanningen tussen groepen.

De Emstenaren hadden eeuwen hun enken, gemeenschappelijke landerijen en waterwegen gebruikt en het evenwicht tussen de natuur en boerenonderneming weten te bewaren.

De Van Steenbergens, die gebruik maakten van hun connecties in Arnhem om op de Veluwe watermolens te exploiteren of land te ontginnen, verstoorden dit evenwicht. Aanvankelijk leken zij te winnen, mede omdat de ambtsjonkers in de eerste fase van de strijd (1632-1642) nog niet zoveel invloed op het beslissingsproces hadden. Pas nadat die aanzienlijk was vergroot, zou een adellijk heer, de overpander Van Hoeckelum,  een einde maken aan de strijd in de tweede fase en een beslissing forceren in het voordeel van de boeren.

De strijd op zich is niet uniek, want omdat in de 17e eeuw op een aantal plaatsen op de Veluwe een transformatie van een agrarische naar een vroeg-industriële samenleving gaande was -onder andere in Vaassen en Ugchelen-, waren er tal van kwesties tussen boeren en papiermakers/koperslagers over met name waterbeheersing. 

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.