De eerste decennia is er sprake van enige onduidelijkheid. We volgen drie akten:
1.Siemen Rikkertse Visscher verkocht in 1815 aan Gerrit Kamphuis & Megteldje (van) Wijngeren een stuk land. Tevens ruilde het echtpaar met Coenraad van Wijngeren & Maria Middelbeek enkele percelen, waarna zij de beschikking hadden over 3,86 bunder land.
2.Het echtpaar Kamphuis moet na 1820 ook nog een ander deel van het geheel hebben gekocht van Maria Schuurman, weduwe van R.E. Schipper. Zij bezat namelijk een 8e deel van een karremansplaats, bewoond door Gerrit Kamphuis, nr. 245, gelegen in Westendorp.
3. In 1846 verkocht Gerrit Kamphuis aan Reinder Kamphuis een huis, schuur en erf, bouw- wei en hooiland, het erf groot 12 roeden, sectie M 70, diverse percelen M 75, 97, 98, 101, 39, K 208, tezamen groot 3,86 bunder, zijnde hem aangekomen door ruiling met bij akte 24-5-1815.
De conclusie is dat de familie Kamphuis na de aankoop in 1815 zullen hebben gebouwd op M 70, waarvan een klein deel door Maria Schuurman kan zijn bewoond: een kamer?
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.